4.2 Vorming geslachtscellen

H4: Voortplanting
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4: Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Programma 18-12
  • Terugblik enquete
  • Voorkennis vragen
  • Lezen par 4.2 blz 116, 117 (in stilte)
  • Ruimte voor vragen stellen
  • Uitleg par 4.2 (deel 1) / Zelfstandig werken
  • Afsluiting
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

4.2 Vorming geslachtcellen
4.2 Voorkennis (tweetallen):
1. Via welk proces ontstaat uit een zygote een volwassen mens?
2. Wat gebeurd er tijdens de S-fase van de celcyclus? 
3. Uit welke vier fasen bestaat de mitose?
4. Hoeveel chromosomen zitten er in de lichaamscellen?
5. Hoeveel chromosomen zitten er in de geslachtscellen?
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Doel en begrippen 4.2
Je legt uit hoe (haploïde) geslachtscellen ontstaan uit (diploïde) stamcellen

Je legt uit wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose)

Slide 4 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Dit zijn de chromosomen in de
lichaamscellen van een man:
(in welke fase?)

Slide 5 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Lichaamscellen zijn diploïd (2n).
Van elk type chromosoom is een 
paar aanwezig. De chromosomen
van een paar zijn homoloog
(bevatten dezelfde informatie).

Slide 6 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Wat zou er gebeuren wanneer
een zaadcel en een eicel
46 chromosomen zouden
hebben? Hoeveel chromosomen
krijgen de nakomelingen dan?

Slide 7 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Dus: bij de vorming van de 
geslachtscellen moet het aantal
chromosomen worden 
gehalveerd zodat er van elk paar
één chromosoom aanwezig is.

Slide 8 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen zijn haploïd (n).
Bij de mens bevatten zaadcellen
en eicellen 23 chromosomen.
--> X of Y chromosoom

Slide 9 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen ontstaan uit stamcellen,
uit een deling die anders gaat dan de 
gewone celdeling (mitose).
Deze deling heet reductiedeling / meïose.
Meiose start óók na de G2 fase. Het DNA
(de chromosomen) is dus al verdubbeld.

Slide 10 - Tekstslide

Meïose I (chromosoompaar splitsen)

Slide 11 - Tekstslide

Meïose II (chromatiden splitsen )

Slide 12 - Tekstslide

Profase I:
Kernmembraan verdwijnt.
Chromosomen spiraliseren.
Spoelfiguur vormt.


Chromosomen liggen als paren bij elkaar.

Er kan Crossing-over optreden (stukken van het chromosoom worden uitgewisseld).

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Metafase I:
Chromosomen liggen twee aan twee in het equatoriale vlak.


Spoelfiguren hebben trekdraden gevormd naar de centromeren, elk naar één chromosoom van een chromosomenpaar.

Slide 15 - Tekstslide

Anafase I:
Spoelfiguren trekken de chromosomen
naar de polen.


Slide 16 - Tekstslide

Telofase I:
Door insnoering ontstaan twee haploïde cellen (n).

Chromosomen zijn wel nog verdubbeld!

Daarom: meïose II



Slide 17 - Tekstslide

Meïose II (~mitose)

Slide 18 - Tekstslide

Wat maakt ieder mens uniek?
Tijdens de meïose kunnen 223 verschillende combinaties van chromosomen worden gemaakt (recombinatie).

Daarnaast vind er ook 
crossing-over plaats.

Slide 19 - Tekstslide

Aantal chromosomen/chromatiden

Slide 20 - Tekstslide

Misconcept
Mitose is hetzelfde als Meiose II (klopt niet!)
--> mitose heeft als doel vernieuwen van lichaamscellen
--> mitose is cyclisch (DNA wordt verdubbeld en doorgegeven)

--> meiose vindt alleen plaats in de geslachtsorganen
--> geslachtscellen zijn het eindstadium (haploid)

Slide 21 - Tekstslide

Meiose is ...
A
Gewone celdeling voor vermeerdering van cellen
B
Gewone celdeling voor de vorming van geslachtscellen
C
Reductiedeling voor de vermeerdering van cellen
D
Reductiedeling voor de vorming van geslachtscellen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het resultaat van meiose?

A
twee diploide geslachstcellen
B
twee haploide geslachtscellen
C
vier haploide geslachtscellen
D
vier diploide geslachtscellen

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn de verschillen tussen
mitose en meiose?

Slide 24 - Open vraag

Zelfstandig werken

Slide 25 - Tekstslide

H4: Voortplanting

Slide 26 - Tekstslide

Programma 19-12
Lezen par 4.2 blz 117, 118 (5 min)
Uitleg par 4.2 (deel 2)
Zelfstandig werken


Toetsweek: Par 2.5, H3 par 1-4, H4 par 1-3 (mogelijk par 4.4)

Slide 27 - Tekstslide

Doel en begrippen 4.2
Je legt uit wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de reguliere celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose)

Je legt uit op hoe (haploïde) geslachtscellen ontstaan uit (diploïde) stamcellen

--> wanneer vindt de vorming van geslachtscellen plaats bij man en vrouw.

Slide 28 - Tekstslide

Vrouwelijke voortplantingsorganen

Slide 29 - Tekstslide

Oögenese (blz 118)
  • Begint al vóór de geboorte in het ovarium (de eierstok).
  • Ontwikkeling eicel stopt tijdens Profase I.
  • Bij rijping van een eicel wordt de meïose afgemaakt tot metafase II (die wordt pas na de bevruchting voltooid).
  • Eicellen zijn omgeven door follikelcellen uit het ovarium,
    het geheel heet een follikel.
  • Meerdere rijpingen, één (heel soms twee) eisprongen p.m.

Slide 30 - Tekstslide

Spermatogenese (blz 118)
  • Begint vanaf de puberteit.
  • Zaadcellen worden gevormd in zaadbuisjes van de testes. 
  • Vorming van 1 zaadcel duurt ongeveer 2 maanden.
  • Zaadcellen worden opgeslagen in de bijbal.
  • Bij zaadlozing komt ongeveer 3 ml vrij --> 350 miljoen zaadcellen = 10 % van het sperma.



Slide 31 - Tekstslide

Zaadballen
Zaadcellen worden gevormd in
in de zaadbuisjes van de testes.
Deze zijn sterk gekronkeld.
Tussen de zaadbuisjes zitten
de cellen van Leydig die
testosteron produceren.

Slide 32 - Tekstslide

Zaadballen
Van buiten naar binnen vormen
de zaadcellen zich. 
Helemaal aan de binnenkant
zitten de voltooide zaadcellen,
die gaan richting de bijballen
mbv trilharen.

Slide 33 - Tekstslide

BINAS 86D

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Wanneer start de oogenese?
A
tijdens de ovulatie
B
na de geboorte
C
voor de geboorte
D
bij de start van de puberteit

Slide 36 - Quizvraag

Welke cellen produceren testosteron en waar bevinden die cellen zich?

Slide 37 - Open vraag

Waarom heeft ieder mens een unieke genetische code?

Slide 38 - Open vraag

Huiswerk (weektaak)

Slide 39 - Tekstslide