Spelling H4, H5, H6: vragen en antwoorden

Welkom 2F!
Pak je leesboek er vast bij. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2F!
Pak je leesboek er vast bij. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Stil lezen 
- Doelen doornemen
- Spelling H4, H5, H6: Vragen en antwoorden
- Eventueel: Kahoot

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en ga
lekker lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik ben goed voorbereid op de toets Spelling H4, H5, H6.
en/of
- Ik weet wat ik nog moet leren en oefenen 
voor de toets Spelling H4, H5, H6.

Slide 4 - Tekstslide

Vragen en antwoorden
Op de volgende dia's staan de vragen die jullie hebben gesteld.
Probeer ze eerst zelf te beantwoorden, controleer daarna of je het goed hebt.

(Alleen wanneer je als leerling het antwoord niet kunt weten, staat het er direct bij.)

Slide 5 - Tekstslide

Vragen en antwoorden
- Moet je uitleggen waarom je -s-, -e- of -en- toevoegt?
- Moet je uitleggen waarom je woorden aan elkaar of los schrijft?

Ja, je moet de theorie uit kunnen leggen. Je krijgt er vragen over. 
Je moet ook van verschillende woorden/samenstellingen kunnen aangeven volgens welke regel ze zijn gevormd.
Leer de regels dus goed uit je hoofd, vooral als je vwo doet.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag (H4)
Wanneer moet je -s- schrijven bij samenstellingen?

Slide 7 - Tekstslide

Vraag & antwoord (H4)
Wanneer moet je -s- schrijven bij samenstellingen?

Als je in een samenstelling een -s- hoort, schrijf je hem ook.
Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, hoor je de tussen-s niet goed. Vervang dat deel in je hoofd door een ander woord (bijvoorbeeld 'kat' of 'weg'), dan hoor je wél of je een tussen-s moet schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag (H4)
Hoe bepaal je of je -e- of -en- moet toevoegen als tussenletter in samenstellingen?


Slide 9 - Tekstslide

Vraag & antwoord (H4)
Hoe bepaal je of je -e- of -en- moet toevoegen als tussenletter in samenstellingen?

Als een woord alléén een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden.

Heeft een woord geen meervoud, is er maar één van, heeft het (ook) een meervoud op -s, is het geen zelfstandig naamwoord (maar bv. een werkwoord) of versterkt het een bijvoeglijk naamwoord, schrijf dan alleen -e-.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag (H5)
Wanneer gebruik je aanhalingstekens?


Slide 11 - Tekstslide

Vraag & antwoord (H5)
Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Als je zin in de directe rede staat, dus als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
"Dit is mooi," zei hij.
Hij zei: "Dit is mooi."
"Dit," zei hij, "is mooi."

Bij titels: Lisanne zegt dat "Het Achterhuis" een bijzonder boek is.
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis. 
Veel mensen schrijven het woord "barbecue" verkeerd.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag (H6)
Wanneer schrijf je woorden aan elkaar of juist los?

Slide 13 - Tekstslide

Vraag & antwoord (H6)
Wanneer schrijf je woorden aan elkaar of juist los?

Samenstellingen schrijf je aan elkaar. Ze hebben één klemtoon.
- Samenstellingen van drie woorden of minder.
- Woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar met een voorzetsel.
- Getallen met honderd en duizend.
- Samengestelde werkwoorden
- Veel samengestelde bijvoeglijk naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: veeleisend, dichtbevolkt, stomverbaasd

Slide 14 - Tekstslide

Vraag (ww-spelling)
Hoe vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag & antwoord (ww-spelling) 
Hoe vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen?

Verander de zin van tijd. Alle werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag (ww-spelling)
Hoe weet je of een woord een infinitief is?

Slide 17 - Tekstslide

Vraag & antwoord (ww-spelling)
Hoe weet je of een woord een infinitief is?

- Zoek eerst de persoonsvormen in de zin.
- Zoek daarna de voltooid deelwoorden in de zin. 
(Beginnen vaak met ge-, be- of ver-.)
- Overige werkwoorden zijn infinitieven.
(De infinitief is altijd gelijk aan de wij-vorm.)

Slide 18 - Tekstslide

Vraag (ww-spelling)
Wat zijn de lastige werkwoordsvormen?


Slide 19 - Tekstslide

Vraag & antwoord (ww-spelling)
Wat zijn de lastige werkwoordsvormen?

Veel mensen vinden werkwoorden die eindigen op -den of -ten lastig, omdat ze in de verleden tijd -dden of -tten kunnen krijgen.
Schrijf altijd éérst de ik-vorm op en plak er daarna -de(n) of -te(n) achter.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag & antwoord (ww-spelling)
Wilt u alle werkwoordspelling herhalen?

Helaas, dat gaat niet in een paar minuten.
Een superkorte samenvatting kan wel.

Neem voor de volledigheid de gedeelde LessonUps door.

Slide 21 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Bepaal of je te maken hebt met een pvtt, pvvt of vd.
- Pvtt: ik-vorm, ik-vorm+t of het hele werkwoord (wij-vorm)
- Pvvt zwak: ik-vorm+de(n) of ik-vorm+te(n)
- Pvvt sterk: schrijf op wat je hoort
- Vd: maak het woord langer om te horen of je -d of -t schrijft

Pvvt zwak en vd: gebruik KoFSCHiPTaXi of 'T SeXy FoKSCHaaP.

Slide 22 - Tekstslide

Zijn je vragen beantwoord?

Slide 23 - Tekstslide

Kahoot
Log in met je eigen naam.

Slide 24 - Tekstslide