Taalverzorging: 1ste klas P1 - Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Woordweb

Wat weten jullie al?
Wanneer gebruik je een BV?
Wat doet een BV?
Heb je een voorbeeld van een BV?
Het bijvoeglijk naamwoord

BV                    Zelfstandig naamwoord (znw)

Mooie (bv) tekeningen (znw).

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mooi - mooie?
De mooie smartphone - het mooie huis 
De smartphone is mooi - het huis is mooi
                                            
        Een mooie smartphone 
         Een mooi huis 

Slide 4 - Tekstslide

Leerlingen weten waarschijnlijk onbewust wat goed klinkt. Het testje laat dat ook zien. 

Kunnen ze met deze informatie al een regel formuleren?
Wanneer schrijf je het bijvoeglijk naamwoord met -e?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: +e of niet?
A
Het goed doel
B
Het goede doel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: +e of niet?
A
De mooie schoen
B
De mooi schoen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: +e of niet?
A
Een breed gebouw
B
Een brede gebouw

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: +e of niet?
A
De oude gracht
B
Een oud gracht

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het stoffelijk BV
Een stoffelijk BV geeft aan waar iets van gemaakt is. Bijvoorbeeld van hout, ijzer, plastic, enzovoorts...

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden vragen van leerlingen
Het stoffelijk BV
- Stoffelijke BV's eindigen op -en:
een ijzeren schaar, de houten lepel 

- Engelse stoffelijke BV's eindigen juist niet op -en!
een plastic hoes, een nylon tent

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: -en of niet?

Het hoedje is van papier
A
De papier hoed
B
De papiere hoed
C
De papieren hoed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: -en of niet?

De trui is van katoen
A
De katoenen trui
B
De katoen trui
C
De katoene trui

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: -en of niet?

De laptop is van plastic
A
De plastice laptop
B
De plastic laptop
C
De plasticen laptop

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord als BV
Voltooid deelwoord:
"Je hebt ze gered! "

Voltooid deelwoord als BV:
De geredde drenkelingen 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spellingsregel 1
Eindigt het VD op -en? Schrijf -en!

 - Ik heb de chocolade gesmolten.                                                                
- De gesmolten chocolade                                                                             
                                                                          - Ik heb de deur gesloten.
                                                            - De gesloten deur 

Slide 16 - Tekstslide

kunnen ll voorbeelden verzinnen?
Spellingsregel 2
Alle andere voltooid deelwoorden: Schrijf zo kort mogelijk!

- Ik heb de foto vergroot.                                                                                  
- De vergrote foto.                                                                                                
                                                     -Het monument is verwoest.
                                                   - Het verwoeste monument

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spellingsregel 3
Het BV krijgt dubbel t of d als dat nodig is voor de uitspraak.

De geredde drenkelingen
De ontpitte kersen

De gerede drenkelingen
De ontpite drenkelingen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: Wat is juist?

Ik ben mijn boek vergeten.
A
het vergete boek
B
Het vergeten boek
C
Het vergette boek
D
Het vergetten boek

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen: wat is juist?

Ik heb een lied gezongen
A
Het gezongen lied
B
Het gezonge lied

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen: Wat is juist?

De kinderen hebben zich verkleed.
A
De verkleedde kinderen
B
De verklede kinderen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen: Wat is juist?

De boeven worden gezocht.
A
De gezochten boeven
B
De gezochte boeven
C
De gezochtte boeven

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: Wat is juist?

De WC is bezet.
A
De bezeten WC
B
De bezete WC
C
De bezetten WC
D
De bezette WC

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel: Ik begrijp de verschillende spellingsregels van het bijvoeglijk naamwoord en kan ze toepassen

Op een schaal van 1 tot 10:
0 = Ik snap er helemaal niets van...
10 = Ik snap het helemaal!


Lesdoel: 
  • Aan het einde van de les heb je geleerd welke soorten personages er zijn.
-310

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies