Havo 4 grammatica

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

sleep de voorzetsels naar de juiste naamval.
3e  naamval
4e naamval
aus

bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

Slide 2 - Sleepvraag

Willst du dich zu (mij)
setzen?

Slide 3 - Open vraag

Einer Vater hat seinem Sohn eine Ohrfeige geben
Welk woord is fout?
A
einer
B
seinem
C
eine

Slide 4 - Quizvraag

1. Kinder ____ oft (vaak) keine Gemüse
2. Der Mann ___ ein Buch kaufen.
3. Ich ___ die Antwort nicht.
4. Wir ___ das Hotel nicht finden.
5. "Du ___ dein Zimmer aufräumen!"
6. Man ___ hier nicht rauchen. 
7. Alle Menschen ___ atmen. 
8. "___ Sie etwas trinken?"
weiß
sollst
mögen
darf
will
können
möchten
müssen

Slide 5 - Sleepvraag

Eva hat schon wieder ihr…. blöd...Hausaufgaben (mv) vergessen!

Slide 6 - Open vraag

Was hast du [de kinderen] alles erzählt?
A
die Kinder
B
den Kinderen
C
die Kindern
D
den Kindern

Slide 7 - Quizvraag

Das ist es, was wir .... (weten) wollen
A
wissen
B
müssen
C
wollen
D
sollen

Slide 8 - Quizvraag

Du fahrst zu schnell.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Ich kaufe meistens in d___ klein___
Geschäft an d___ Ecke.

Slide 10 - Open vraag

Ich möchte keine Suppe,......... Salat
A
aber
B
sondern

Slide 11 - Quizvraag

Was gibst du dein…. klein.... Schwester?

Slide 12 - Open vraag

Die Eltern schenkten (hem) Geld.

Slide 13 - Open vraag

dürfen
können
müssen
wissen
sollen
wollen
mögen
möchten
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
weten
moeten (wil van ander)
willen
leuk vinden, lusten
willen (wens)

Slide 14 - Sleepvraag

Morgen fahren wir [naar] München.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 15 - Quizvraag

treffen

Wie oft .... du dich mit deinem Freund?
A
treffst
B
trefft
C
triffst

Slide 16 - Quizvraag

Möchtest du Pizza ...... Pommes

Slide 17 - Open vraag

Er (had ) nur wenig Zeit.

Slide 18 - Open vraag

Er ist sich noch nicht sicher, .... er kommen wird.
A
oder
B
ob

Slide 19 - Quizvraag

Wir (antwoorden ) gestern nicht auf deine Frage.

Slide 20 - Open vraag

Ik haal een dikke voldoende voor komende toets.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag