In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten
Welk bedrag is het vaste bedrag?
A
4
B
0,50
Slide 1 - Quizvraag
kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten
Wat is het bedrag per kaart?
A
0,50
B
4
Slide 2 - Quizvraag
Welke stap wordt vaak vergeten bij het tekenen van een grafiek in een assenstelsel?
A
Het tekenen van een assenstelsel
B
Het tekenen van de lijn door de punten
C
Het zetten van namen bij de assen
Slide 3 - Quizvraag
Wat wordt er bedoelt met gelijke stapgrootte?
A
Gelijke stapgrootte is het aantal hokjes dat je gebruikt voor je assenstelsel
B
Gelijke stapgrootte betekend dat de getallen langs de assen telkens met dezelfde hoeveelheid groter worden, dus bijvoorbeeld +2
C
Gelijke stapgrootte betekend dat langs de assen er altijd stapjes van 1 worden gemaakt.
Slide 4 - Quizvraag
Maak de formule bij deze tabel.
A
bedrag=50 -5a
B
bedrag=- 5 +50a
C
bedrag=50 +5a
D
geen idee
Slide 5 - Quizvraag
Maak een formule bij de tabel
A
prijs = 60 + 20 x tijd
B
prijs = 40 + 20 x tijd
C
tijd = 60 + 20 x tijd
D
tijd = 40 - 20 x tijd
Slide 6 - Quizvraag
Los op met de balansmethode:
7c + 25 = 60
A
c = 6
B
c = 5
C
c = 7
D
c = 8
Slide 7 - Quizvraag
Los op met de balansmethode:
3p + 10 = 40
A
p = 10
B
p = 3,7
C
p = 3,3
D
p = 30
Slide 8 - Quizvraag
Je moet een tabel maken bij de formule 8 + 2t = inkomsten in euro's Wat schrijf je vooraan in de bovenste rij van de tabel?
A
8
B
t
C
inkomsten in euro's
D
2
Slide 9 - Quizvraag
Je moet een tabel maken bij de formule 8 + 2t = inkomsten in euro's Wat schrijf je vooraan in de onderste rij van de tabel?
A
8
B
t
C
Inkomsten in euro's
D
2
Slide 10 - Quizvraag
Maak de formule bij de grafiek.
(bij de horizontale as staat 'aantal behandelingen')
A
240-40a
B
inhoud in mL=240-40a
C
inhoud in mL= 240-30a
D
a= 240-30 x aantal behandelingen
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer gebruik je de balansmethode?
A
Voor het berekenen van oppervlakte.
B
Voor het oplossen van vergelijkingen.
C
Om bananen te wegen in de supermarkt.
Slide 12 - Quizvraag
Maak de formule bij de grafiek.
(bij de horizontale as staat 'tijd in uren')
A
5 + 2,50t
B
inkomsten in euro's=5 + 2,50t
C
inkomsten in euro's= 2,50 + 5t
D
t= 2,50 + 5 x inkomsten in euro's
Slide 13 - Quizvraag
Maak de formule bij de grafiek.
A
t = 300 + 7,5 x gewicht in g
B
gewicht in g = 7,5 + 300t
C
300 =gewicht in g + 7,5 t
D
7,5 + 300t
Slide 14 - Quizvraag
Maak de formule bij de grafiek.
A
inkomsten in euro's= 5 + 5t
B
inkomsten in euro's= 5 + 2,50t
C
t= 5 + 3 x inkomsten in euro's
D
5 + 2,50t
Slide 15 - Quizvraag
Maak de formule bij de grafiek.
(bij de horizontale as staat 'tijd in uren')
A
lengte in cm= 12 + 3t
B
t= 12 - 3 x lengte in cm
C
12 - 3t
D
lengte in cm= 12 - 1.5t
Slide 16 - Quizvraag
Los de onderstaande vergelijking op met de balansmethode: 4p + 7 = 35
A
p=4
B
p=5
C
p=6
D
p=7
Slide 17 - Quizvraag
Vul in. Bij het oplossen met grafieken gebruik je de coördinaten van het ......
A
assenstelsel
B
tabel
Slide 18 - Quizvraag
Gebruik deze tabel voor jezelf bij de volgende drie vragen ! neem hem over op een kladblaadje voordat je naar de volgende vraag gaat.
Slide 19 - Tekstslide
Tim heeft 60 kg kippenvoer op voorraad. Zijn kippen eten 3,75 kg voer per dag. Hierbij hoort de formule voorraad in kg = 60 – 3,75 × tijd in dagen. Na hoeveel dagen is de voorraad op?
Slide 20 - Open vraag
Tim heeft 60 kg kippenvoer op voorraad. Zijn kippen eten 3,75 kg voer per dag. Hierbij hoort de formule voorraad in kg = 60 – 3,75 × tijd in dagen. Na hoeveel dagen is er nog 22,5 kg op voorraad?
Slide 21 - Open vraag
Bij de vorige vragen hoort een grafiek. Stijgt de lijn of daalt hij?
A
De lijn stijgt, er komt steeds meer voer in
B
De lijn daalt, er gaat steeds meer voer uit
C
De lijn blijft gelijk, er is steeds evenveel voer
Slide 22 - Quizvraag
Neem deze tabellen over op een kladblaadje en vul ze in bij de volgende sommen
Slide 23 - Tekstslide
Twee heteluchtballonen zijn aan het dalen Hierbij horen de formules: ballon 1: hoogte in m = 1200-125t ballon 2: hoogte in m = 1500-200t t= tijd in minuten
Welke ballon is het hoogst gekomen?
A
ballon 1
B
ballon 2
Slide 24 - Quizvraag
Twee heteluchtballonen zijn aan het dalen Hierbij horen de formules: ballon 1: hoogte in m = 1200-125t ballon 2: hoogte in m = 1500-200t t= tijd in minuten Hoe hoog zijn beide ballonnen na 5 minuten
Slide 25 - Open vraag
Twee heteluchtballonen zijn aan het dalen ballon 1: hoogte in m = 1200-125t ballon 2: hoogte in m = 1500-200t t= tijd in minuten Welke ballon raakt als eerste de grond (laat zien met je berekening)
TL/H vraag
Slide 26 - Open vraag
los de vergelijking op met INKLEMMEN 6+5k=116
Slide 27 - Open vraag
OPLOSSEN MET DE BALANSMETHODE! schrijf de tussenstappen onder elkaar 2k+3=12
Slide 28 - Open vraag
OPLOSSEN MET DE BALANSMETHODE! schrijf de tussenstappen onder elkaar 4t-5=11T