H2 - grammatica voorzetsels les 2 (incl. woordenschat)

Welkom!
Als ik ergens op kan rekenen, dan is het dan de eerste 10 minuten van de les de leerlingen heerlijk aan het lezen zijn.
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Als ik ergens op kan rekenen, dan is het dan de eerste 10 minuten van de les de leerlingen heerlijk aan het lezen zijn.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

+ wat heb je gisteren geleerd?
+ woordenschat en het belang ervan
+ opdrachten maken uit woordenschat H3
 

Doel: 
- Je weet wat we de komende periode gaan doen
- Je kunt vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen en begrijpen
- Je kent nieuwe woorden en uitdrukkingen


Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Ik moest hem herinneren [...] de afspraak
A
met
B
op
C
voor
D
aan

Slide 3 - Quizvraag

[...] overeenstemming [..] onze afspraak, wat hij er om 10 uur.
A
In, op
B
In, met
C
Op, van
D
Met, op

Slide 4 - Quizvraag

Op initiatief van: door welk voorzetsel zou je deze uitdrukking kunnen vervangen?

Slide 5 - Open vraag

Op jouw leeftijd ken je ongeveer 20.000 woorden

Een volwassene kent er ongeveer 40.000. 

Woorden zijn belangrijk, daarom leer je ook bij Nederlands woorden en uitdrukkingen. 

Aan het einde van de les: wat betekent:
etymologie en eieren voor je geld kiezen? 
Woordenschat

Slide 6 - Tekstslide

Zuur verdiend geld 
Tijd is geld
Geld stink 


Uitdrukkingen met geld

Slide 7 - Tekstslide

Maak opdracht: 2 & 3, bladzijde 89 en 90

Je werkt 5 minuten in stilte. Daarna mag je zachtjes samenwerken.

Klaar? Maak opdracht 4 


Aan de slag: h3 woordenschat
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

So woordjes woordenlijst H3 woordenschat 

Donderdag 9 maart


Facultatieve so 

Slide 9 - Tekstslide

Eieren voor je geld kiezen

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent etymologie?

Slide 11 - Open vraag

Noem iets wat je deze les hebt geleerd:

Slide 12 - Open vraag

Wat heb je geleerd?
Je kan vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en benoemen.
Je kent nieuwe woorden en uitdrukkingen (woordenschat)
Je hebt geleerd door:
te luisteren en te doen (opdrachten maken)
Hoe verder?
We sluiten dit onderwerp vandaag af. Zorg dat je weektaak af is.
Aan de slag: h3 woordenschat

Slide 13 - Tekstslide