Adjectives herhaling

Adjectives
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Adjectives

Slide 1 - Tekstslide

Recap (herhaling)
- Woordvolgorde
- Adjectives
- Present perfect

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de regel voor de vast woordvolgorde ook alweer?

Slide 3 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:

A dress - bought - the lady - in the store

Slide 4 - Open vraag

A lady bought a dress in the store
Voeg het woordje "pink" toe

Slide 5 - Open vraag

Wat is de naam van het woord "pink"?

Slide 6 - Open vraag

What is the correct placement of "small"
A
Loudly the small dog barked
B
The dog small barked loudly
C
The small dog barked loudly
D
Barked loudly the small dog

Slide 7 - Quizvraag

Which sentence uses correct adjective order?
A
A painting beautiful, old hung on the wall
B
A beautiful, old painting hung on the wall
C
A old, beautiful painting hung on the wall
D
On the wall a beautiful, old painting hung

Slide 8 - Quizvraag

Which is the correct placement of "red"?
A
She wore a lovely red dress
B
A red lovely dress she wore
C
Wore she a lovely red dress
D
She a lovely red dress wore

Slide 9 - Quizvraag

Wat weten we nog van de present perfect?

Slide 10 - Open vraag

Hoe ziet de present perfect eruit?

Slide 11 - Open vraag

Uit welke twee woordsoorten kan het voltooid deelwoord bestaan?

Slide 12 - Open vraag

Hoe weten we wanneer een werkwoord regelmatig of onregelmatig is?

Slide 13 - Open vraag

Wanneer gebruik ik de present perfect?

Slide 14 - Open vraag

timer
1:00
Welke signaalwoorden kun je vinden voor de present perfect?

Slide 15 - Woordweb

She ___ her homework already.
A
has finished
B
is finishing
C
have finished
D
finished

Slide 16 - Quizvraag

They ___ to Paris three times.
A
traveled
B
travel
C
have traveled
D
are traveling

Slide 17 - Quizvraag

I ___ my keys this morning.
A
have lost
B
lose
C
lost
D
am losing

Slide 18 - Quizvraag

He ___ the book yet.
A
reads
B
haven't read
C
hasn't read
D
didn't read

Slide 19 - Quizvraag

We ___ this movie before.
A
saw
B
have seen
C
see
D
are seeing

Slide 20 - Quizvraag

Make the present perfect

He __________ (walk)

Slide 21 - Open vraag

Make the present perfect
My parents _____________ (move)

Slide 22 - Open vraag

Vul de present perfect in:

We ________( learn) the present perfect

Slide 23 - Open vraag

Maak present perfect:
I ask.

Slide 24 - Open vraag

Maak de present perfect:
He listens

Slide 25 - Open vraag

Present perfect:
He gives

Slide 26 - Open vraag

Maak de present perfect:
we live

Slide 27 - Open vraag

Maak present perfect:
John (live)

Slide 28 - Open vraag

Maak de present perfect:
John (see)

Slide 29 - Open vraag

Make present perfect:
we - visit

Slide 30 - Open vraag

Vertaal:
costume

Slide 31 - Open vraag

for example

Slide 32 - Open vraag

clearly

Slide 33 - Open vraag

practise

Slide 34 - Open vraag

sound

Slide 35 - Open vraag

shark

Slide 36 - Open vraag

encourage

Slide 37 - Open vraag

resident

Slide 38 - Open vraag

maar

Slide 39 - Open vraag

locatie

Slide 40 - Open vraag

raar, vreemd

Slide 41 - Open vraag

verschrikkelijk, vreselijk

Slide 42 - Open vraag

verrassen

Slide 43 - Open vraag