Taal thema 5 les 5

Thema 1 les 5
Herhaling
Themawoorden
Voltooid deelwoord
Bijwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 1 les 5
Herhaling
Themawoorden
Voltooid deelwoord
Bijwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Welke thema woorden heb je geleerd?

Slide 2 - Woordweb

Wat is het gezegde in deze zin?
Zo heb ik een vel gekopieerd.

Slide 3 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Zo heb ik een vel gekopieerd.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het gezegde in deze zin?
De machine heeft het kopietje er aan de zijkant uitgespuugd.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
De machine heeft het kopietje er aan de zijkant uitgespuugd.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het gezegde in deze zin?
Eerst heb ik het vel op de glasplaat gelegd.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Eerst heb ik het vel op de glasplaat gelegd.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het gezegde in deze zin?
Ik heb op de knop 'kopiëren' gedrukt.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Ik heb op de knop 'kopiëren' gedrukt.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het gezegde in deze zin?
Klaar, ik heb een kopie gemaakt.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Klaar, ik heb een kopie gemaakt.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het gezegde in deze zin?
Daarna heb ik het deksel van de kopieermachine gesloten.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Daarna heb ik het deksel van de kopieermachine gesloten.

Slide 14 - Open vraag

Beschrijving werkwoord:
A
Mens/dier/plant/ding
B
Iets dat iets zegt over een znw
C
Iets wat je kan doen
D
Iets dat iets zegt over ww/bw/bnw

Slide 15 - Quizvraag

Beschrijving zelfstandig naamwoord:
A
Mens/dier/plant/ding
B
Iets dat iets zegt over een znw
C
Iets wat je kan doen
D
Iets dat iets zegt over ww/bw/bnw

Slide 16 - Quizvraag

Beschrijving bijwoord:
A
Mens/dier/plant/ding
B
Iets dat iets zegt over een znw
C
Iets wat je kan doen
D
Iets dat iets zegt over ww/bw/bnw

Slide 17 - Quizvraag

Beschrijving bijvoegelijk naamwoord:
A
Mens/dier/plant/ding
B
Iets dat iets zegt over een znw
C
Iets wat je kan doen
D
Iets dat iets zegt over ww/bw/bnw

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het bijwoord in deze zin?
Ik heb een erg mooie spelcomputer gekocht.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het bijwoord in deze zin?
De auto is een bijzonder geschikt voertuig om mee op reis te gaan.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het bijwoord in deze zin?
Met deze telefoon kun je snel internetten.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het bijwoord in deze zin?
Deze elektrische fiets, fietst moeiteloos.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het bijwoord in deze zin?
Dit broodrooster levert zeer knapperige broodjes.

Slide 23 - Open vraag

Welke past bij jou?
A
Ik vind het lastig en moet nog iets meer oefenen.
B
Ik heb fouten gemaakt, maar ik snap mijn fouten.
C
Ik snap het en hoef niet veel meer te oefenen.

Slide 24 - Quizvraag