persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord,
bijwoord en voorzetsel
Slide 1 - Tekstslide
Waar kun je zelfstandige naamwoorden NIET aan herkennen?
A
Het is een mens, dier, ding, plant of naam.
B
Je kunt er vaak een lidwoord voor zetten.
C
Het is een woord dat informatie geeft over een ander woord.
D
Je kunt er een verkleinwoord of meervoud van maken.
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin? Dylano schreef al zijn gedachten op in een notitieboekje.
Slide 3 - Open vraag
lidwoord
geen lidwoord
een
de
het
in
op
bij
dit
deze
Slide 4 - Sleepvraag
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over ...
A
een zelfstandig werkwoord
B
een persoonlijk voornaamwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
een bijwoord
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin? Ik vind de nieuwste actiefilm op Netflix heel realistisch en spannend.
Slide 6 - Open vraag
Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?
A
Een zelfstandig werkwoord staat nooit alleen in een zin.
B
Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
C
Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
D
Er kan meer dan één zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord in een zin staan.
Slide 7 - Quizvraag
De leerlingen zouden graag meer vrije tijd willen hebben.
A
zouden = hww
willen = hww
hebben = zww
B
zouden = hww
willen = zww
hebben = hww
C
zouden = zww
willen = hww
hebben = zww
D
zouden = zww
willen = zww
hebben = hww
Slide 8 - Quizvraag
Ik kop (1) de bal per ongeluk tegen de kop (2) van mijn hond.
A
kop (1) = zn
kop (2) = zww
B
kop (1) = hww
kop (2) = bn
C
kop (1) = hww
kop (2) = zn
D
kop (1) = zww
kop (2) = zn
Slide 9 - Quizvraag
zn
zww
anders
bn
lw
hww
heeft
aandacht
besteed
aan
de
positieve
effecten.
ook
Mila
Slide 10 - Sleepvraag
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Snapten
jullie
hun
uitleg
Zijn
grapjes
heb
ik
vaak
gehoord.
naast
Heeft
u
uw
auto
geparkeerd?
beter
dan
de
onze?
de
mijne
Slide 11 - Sleepvraag
Noteer het/de aanwijzend(e) vnw van deze zin: Als we zulke goede afspraken maken, moet je die wel nakomen.
Slide 12 - Open vraag
Noteer het betrekkelijk vnw van deze zin en zet het antecedent erachter. Hij heeft die scooter zelf gerepareerd, wat ik heel knap vind.
Slide 13 - Open vraag
Wat is NIET waar over bijwoorden?
A
Ze geven extra informatie bij een werkwoord.
B
Ze geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
Ze geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
Ze geven extra informatie bij een ander bijwoord.
Slide 14 - Quizvraag
Benoem de bijwoorden en geef aan: plaats/richting - tijd/duur - frequentie - wijze - graad - vragend Hoe hard heb je vandaag weer gereden?
Slide 15 - Open vraag
Een voorzetsel...
A
geeft een tijd of plaats aan.
B
zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord.
C
staat aan het begin van een woordgroep
D
kan je in het meervoud zetten.
Slide 16 - Quizvraag
In welk rijtje staan alleen voorzetsels?
A
voor, tijdens, soms
B
gedurende, naast, boven
C
's avonds, op, achter
D
behalve, sinds, omdat
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn de voorzetsels / achterzetsels / voorzetseluitdrukkingen in deze zin? Noteer ze in de juiste volgorde met streepjes ertussen. Als gevolg van het slechte weer fietste ik vandaag de weg op zonder dat ik zag of er iets aankwam.
Slide 18 - Open vraag
pers.vnw
betr.vnw
voorzetsel
aanw.vnw
bez.vnw
bijwoord
hebben
geoefend
met
die
ontzettend
lastige
hun
Zij
wiskundeles
tijdens
ook
sommen.
Slide 19 - Sleepvraag
Hoe ging deze LessonUp over woordsoorten?
A
Erg goed!
B
Wel goed, ik had maar een paar foutjes.
C
Het ging redelijk goed, maar ik wil nog wel oefenen.
D
Niet zo goed, ik snap het nog niet.
Slide 20 - Quizvraag
Heb je nog een vraag over deze woordsoorten? Zo ja, welke?