H2 Recap Toetsweek 2

H2 Recap Toetsweek 2
Stones p124
Irregular Verbs
Present Perfect - Past Simple
Adjectives - Adverbs
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2 Recap Toetsweek 2
Stones p124
Irregular Verbs
Present Perfect - Past Simple
Adjectives - Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Translate:
Sinds gisteren heb ik griep.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voel je je wat beter?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb een lelijke val gemaakt dus nu voel ik me een beetje duizelig.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet er nogal ziekjes uit.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zou je niet even langs een dokter gaan?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben vandaag naar mijn huisarts geweest.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hou je taai, ik weet zeker dat het goed komt.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

positive - don't stress out - it's important - about it - to think - and

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

my head - and now - on the cupboard - I've bumped - a bruise - I've got

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

exercise - perhaps - to get - you could - more energy - ?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

the accident - happened - what - you doing - when - were - happened - ?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
Irregular Verbs

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs
zien

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs:
onderwijzen, leren

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs
rennen

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs
dragen

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs
(op)bellen

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs
denken

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
Present Perfect - Past Simple

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect - Past Simple:
Welke is de Present Perfect?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 21 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Perfect - Past Simple

They ........ nothing so far.
A
Present Perfect = have done
B
Past Simple = did

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke tense hoort deze regel?
"Iets is in het verleden begonnen en afgelopen."
A
Present Perfect
B
Past Simple

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple - Present Perfect

I _________ that before.
A
did never
B
never did
C
didn't never do
D
have never done

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect - Past Simple

I ... (not - play) for three weeks now.
A
Present Perfect= haven't played
B
Past Simple=didn't play

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect en past simple:
welke zin staat in de past simple?
A
She was eating a piece of cake.
B
Yesterday she ate two pieces of cake.
C
Has she eaten two pieces of cake?
D
On Saturdays she always eats cake.

Slide 26 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Perfect - Past Simple

I ..... the sun last Sunday.
A
has enjoyed
B
enjoyed
C
enjoys
D
have enjoyed

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple or Present Perfect?

_________ Janet recently?
A
Did you see
B
Did you saw
C
Have you seen
D
Have you saw

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple - Present Perfect?

Mike .............. football yesterday.
A
played
B
has played
C
plays
D
have played

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple - Present Perfect

I __________ to Croatia.
A
has never been
B
never went
C
have never been
D
did never go

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple - Present Perfect
She ........... a new car in 2009.
A
buys
B
has bought
C
bought
D
have bought

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple - Present perfect
..... you ...... my keys?
A
Did ..... see
B
Have .... seen
C
Have .... see
D
Did .... seen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
Adverbs & Adjectives

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ADVERBS & ADJECTIVES

Jolene is an ....(exceptional) talented girl.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & Adverbs:
Julia is a ________ person. (careful)

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & Adverbs:
John held the plate ________ (careful)

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & Adverbs:
I ran to the station _________. (quick)

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs & Adjectives
Things went ... (horrible) wrong after he got to the party.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs & Adjectives
It's a ... (horrible) thing when you get robbed.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs & Adjectives
The soup he had cooked, tasted ........ (awful).

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & Adverbs
He completed the task ... (easy).

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs & Adjectives
Shane ___ (slow) walked to the door and shut it with a ___ (loud) bang.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs & Adjectives
I didn't know Ibrahim could cook so ___ (good).

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Change these 6 adjectives into adverbs

shy - brave - careful - kind - sad - selfish

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies