M3 Mutaties en Evolutie

Welkom allemaal
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal

Slide 1 - Tekstslide

Doelen voor vandaag
  • Je kunt uitleggen wat mutaties zijn en hoe ze tot stand komen.
  • Je kent de drie processen die nodig zijn voor evolutie.
  • Je kent het verschil tussen een soort en en ras. 

Slide 2 - Tekstslide

Waar denken jullie aan bij mutaties?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

mutatie in lichaamscel / mutatie in geslachtscel
Mutaties in geslachtscellen veel grotere gevolgen.

Omdat de mutatie in alle cellen van het lichaam aanwezig is.

Slide 5 - Tekstslide

Nadelige mutaties

Slide 6 - Tekstslide

Voordelige mutaties

Slide 7 - Tekstslide

Factoren mutaties
+
Alcohol
Vervuild lucht (uitlaatgassen)
Slecht dieet
(weinig vezels, veel bewerkt voedsel)^
Weinig beweging
Ziekteverwekkers
(HPV > baarmoederhalskanker)^
......

Slide 8 - Tekstslide

Kanker
Ongeremde groei van een gemuteerde cel (gezwel)

Metastase: Uitzaaiing van kankercellen

Slide 9 - Tekstslide

Vragen over mutaties?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Soort
De kinderen van kunnen zich met elkaar voortplanten*.

Een soort is verder in te delen in ras.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Evolutietheorie
Drie dringen voor nodig:
  • Verandering in genotype
  • Natuurlijke selectie
  • Ontstaan nieuwe soort

Eerst bedacht door Charles Darwin.

Heel langzaam process. 

Slide 16 - Tekstslide

Variatie in genotype
  • Geslachtelijke voortplanting
De genen van de ouders worden geshuffled. En een compleet nieuwe genotype ontstaat.

  • Mutaties
Een deel van het DNA raakt beschadigd en een erfelijke eigenschap verandert.

Slide 17 - Tekstslide

Albinisme
Voorbeeld van een genmutatie.

De individu heeft last van een kwetsbare huid en is heel duidelijk te zien.

Slide 18 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
"Survival of the fittest"

Je moet voortplanten om je soort te laten voortbestaan.

Slide 19 - Tekstslide

Industrialisatie en natuurlijke selectie

Slide 20 - Tekstslide

Gekkie met de lange nekkie

Slide 21 - Tekstslide

Ontstaan nieuwe soort

Slide 22 - Tekstslide

Wie heeft de evolutie van mens en dier ontdekt?
A
Columbus
B
Darwin
C
Marco Polo
D
Einstein

Slide 23 - Quizvraag

verandering van het genotype kan ontstaan door
A
meiose
B
mitose
C
mutatie
D
celverandering

Slide 24 - Quizvraag

op welke wijze blijft een soort goed aangepast aan het milieu?
A
door goed te eten
B
door zich niet te laten opjagen
C
door natuurlijke selectie
D
door mutatie

Slide 25 - Quizvraag

een goede aanpassing aan het milieu is
A
een schutkleur
B
aangepaste eetgewoonten

Slide 26 - Quizvraag

een nieuwe soort kan ontstaan door
A
slechte weersomstandigheden
B
isolatie
C
slechte eetgewoonten
D
geen schutkleur

Slide 27 - Quizvraag

GEEN argument voor de evolutie theorie is
A
de fossiel
B
rudimentaire organen
C
overeenkomst in DNA
D
verandering van klimaat

Slide 28 - Quizvraag

Welke term omschrijft de afbeelding hiernaast het beste?
A
Natuurlijke selectie
B
Isolatie
C
Variatie
D
Evolutie

Slide 29 - Quizvraag

3. Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we 
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen

Slide 30 - Sleepvraag

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 31 - Quizvraag

DNA
Chimpanzees 
  • 94%
Honden 
  • 84%
Fruitvlieg 
  • 61%
Banana 
  • 60%

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Kloppen deze uitspraken?
A
1 klopt wel, 2 klopt niet
B
1 klopt niet 2 klopt wel
C
Beide uitspraken kloppen
D
Beide uitspraken kloppen niet

Slide 34 - Quizvraag

Wat betekent het als groepen organismen verwant zijn?
A
Ze hebben hetzelfde leefgebied
B
Ze hebben gemeenschappelijke voorouders
C
Ze lijken uiterlijk op elkaar

Slide 35 - Quizvraag

Stamboom slangen.
Met welk soort vertoont soort 2 de meeste verwantschap?
A
1
B
3
C
4
D
6

Slide 36 - Quizvraag