Blok 3 Spelling meervoud znw

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
je kan zefstandige naamwoorden in het meervoud spellen

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

  • lamp -> lampen
  • bord -> borden
  • mes -> messen

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud op -en

  • Soms moet je alleen -en achter het woord plakken. --> lamp - lampen
  • Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen. --> klas - klassen
  • Soms moet je een e,a,o of u weghalen. --> schaar - scharen
  • Soms moet je een -f veranderen in een -v. --> brief - brieven
  • Soms moet je een -s veranderen in een -z --> huis - huizen

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud op -s
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -s.

  • lepel -> lepels
  • appel -> appels
  • druppel -> druppels

Slide 5 - Tekstslide

meervoud op 's

znw die eindigen op -a, -i, -o, -u , -y

in het meervoud +  's voor de goede uitspraak


  oma's        ski's           radio's           

paraplu's          baby's     




Slide 6 - Tekstslide

meervoud op -ën

znw die eindigen op -ee


in het meervoud + -ën

idee:      ideeën

zee:     zeeën

Slide 7 - Tekstslide

meervoud op -eren

sommige woorden krijgen -eren

in het meervoud :

kind -> kinderen

ei -> eieren

blad -> bladeren

Slide 8 - Tekstslide

Het meervoud van
staaf
A
stafen
B
staven
C
staaffen
D
staaven

Slide 9 - Quizvraag

Het meervoud van
grens
A
grensen
B
grenszen
C
grenzen
D
grens heeft geen meervoud

Slide 10 - Quizvraag

Het meervoud van
schaap
A
schaapen
B
schapens
C
schapen
D
schappen

Slide 11 - Quizvraag

Het meervoud van
accu
A
accus
B
accu's
C
accuus
D
accuu's

Slide 12 - Quizvraag

Het meervoud van
voetstap
A
voetstappen
B
voetstapen

Slide 13 - Quizvraag

Het meervoud van giraf is
A
giraffen
B
giraffes
C
girafje
D
giraffe

Slide 14 - Quizvraag

wat is het meervoud van huis
A
huizen
B
huisen

Slide 15 - Quizvraag

wat is het meervoud van haas
A
hasen
B
hazen

Slide 16 - Quizvraag

wat is het meervoud van idee
A
ideën
B
ideeën

Slide 17 - Quizvraag

wat is het meervoud van
lolly
A
lolly's
B
lollies
C
lollys
D
lollie's

Slide 18 - Quizvraag

wat is het meervoud van zee
A
zeeën
B
zeën

Slide 19 - Quizvraag

Woorden die eindigen op
a, i, o, u, y krijgen in het meervoud
's

A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord waarvan het enkelvoud eindigt op een -s
hoef je nooit in een -z te veranderen bij meervoud.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Het meervoud van
handdoek

Slide 22 - Open vraag

Het meervoud van
sieraad

Slide 23 - Open vraag

Het meervoud van
hobby

Slide 24 - Open vraag

Het meervoud van
camera

Slide 25 - Open vraag

Het meervoud van
cadeau

Slide 26 - Open vraag

Het meervoud van
metro

Slide 27 - Open vraag

Het meervoud van
snee

Slide 28 - Open vraag

Het meervoud van
moskee

Slide 29 - Open vraag