spelling opdr. 6-7-8 (SLR)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les
- staan de dicteewoorden van blok 3 in je schrift. 
- kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud spellen

Slide 2 - Tekstslide

Dictee
Juf leest de dicteewoorden voor. 
Schrijf ze in je schrift. 
Je moet de woordjes leren. 
Ze komen terug in SO en/of bloktoets. 

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

  • lamp -> lampen
  • bord -> borden
  • mes -> messen

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud op -en

  • Soms moet je alleen -en achter het woord plakken. --> lamp - lampen
  • Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen. --> klas - klassen
  • Soms moet je een e,a,o of u weghalen. --> schaar - scharen
  • Soms moet je een -f veranderen in een -v. --> brief - brieven
  • Soms moet je een -s veranderen in een -z --> huis - huizen

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud op -s
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -s.

  • lepel -> lepels
  • appel -> appels
  • druppel -> druppels

Slide 6 - Tekstslide

meervoud op 's

zelfstandige naamwoorden die eindigen op een klinker krijgen een 's

Dit is voor de uitspraak. 

 omas > oma's

paraplus > paraplu's  




Slide 7 - Tekstslide

meervoud op -ën

woorden die eindigen op -ee

krijgen in het meervoud  -ën

idee:      ideeën

zee:     zeeën

Slide 8 - Tekstslide

meervoud op -eren

sommige woorden krijgen -eren

in het meervoud :

kind -> kinderen

ei -> eieren

blad -> bladeren

Slide 9 - Tekstslide

Het meervoud van
staaf
A
stafen
B
staven
C
staaffen
D
staaven

Slide 10 - Quizvraag

Het meervoud van
grens
A
grensen
B
grenszen
C
grenzen
D
grens heeft geen meervoud

Slide 11 - Quizvraag

Het meervoud van
schaap
A
schaapen
B
schapens
C
schapen
D
schappen

Slide 12 - Quizvraag

Het meervoud van
accu
A
accus
B
accu's
C
accuus
D
accuu's

Slide 13 - Quizvraag

Het meervoud van
voetstap
A
voetstappen
B
voetstapen

Slide 14 - Quizvraag

Het meervoud van giraf is
A
giraffen
B
giraffes
C
girafje
D
giraffe

Slide 15 - Quizvraag

wat is het meervoud van huis
A
huizen
B
huisen

Slide 16 - Quizvraag

wat is het meervoud van haas
A
hasen
B
hazen

Slide 17 - Quizvraag

wat is het meervoud van idee
A
ideën
B
ideeën

Slide 18 - Quizvraag

wat is het meervoud van
lolly
A
lolly's
B
lollies
C
lollys
D
lollie's

Slide 19 - Quizvraag

wat is het meervoud van zee
A
zeeën
B
zeën

Slide 20 - Quizvraag

Het meervoud van
handdoek

Slide 21 - Open vraag

Het meervoud van
sieraad

Slide 22 - Open vraag

Het meervoud van
camera

Slide 23 - Open vraag

Het meervoud van
snee

Slide 24 - Open vraag

Huiswerk
Maak opdracht 6 en 7 blz 124
kaderleerlingen maken ook nog opdracht 8 erbij, blz 125


Slide 25 - Tekstslide