H1 - Gebiedende wijs

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H1 - Spelling werkwoorden
Je leert werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Planning van de les:
- Startopdracht
- Instructie 
- Verwerking opdracht 1,2 en 3
- Eventueel nakijken als we nog tijd hebben
- Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
Welke verschillen zie je? (m.b.t. het doel van deze les ;) ) 
a. Niemand klapt voor de stuntelige artiest.
b. De schoenmaker poetst de doffe schoenen. 
c. Gooi die troep nu toch eens weg!
d. Laat het er niet bij zitten!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende toepassingen
  • bevel
  • advies
  • opdracht/instructie
  • waarschuwing
  • verbod

Slide 6 - Tekstslide

Gebiedende wijs
In een zin in de gebiedende wijs staat geen onderwerp. 

De gebiedende wijs is hetzelfde als de ik-vorm van het werkwoord en die staat op de eerste plaats in de zin.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
Zit eens stil.
Loop eens door.
Bied je excuses aan!​

Slide 8 - Tekstslide

Welke vorm is juist?
A
Houdt de dief!
B
Houd de dief!

Slide 9 - Quizvraag

Welke vorm is juist?
A
Je raadt nooit hoeveel kilometers ik heb gelopen!
B
Je raad nooit hoeveel kilometers ik heb gelopen!

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
.......... nu eens wakker!
A
Word
B
Wordt

Slide 11 - Quizvraag

De oma van Jessica ........ graag een kaarsje in de kerk.
A
brand
B
brandt

Slide 12 - Quizvraag

Dat .............. me zeker niet nog een keer!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 13 - Quizvraag

........... je goed vast in de draaimolen!
A
Houd
B
Houdt

Slide 14 - Quizvraag

........... jij vanavond de maaltijd?
A
Bereid
B
Bereidt

Slide 15 - Quizvraag

Waarom .............. een vlieg met zijn voorpootjes tegen elkaar?
A
wrijft
B
wrijfd

Slide 16 - Quizvraag

Verwerking
blz. 36+37 maken opdracht 1 en 3


timer
12:00

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 3
1 Zie het schema.
2 De sterke werkwoorden zijn stelen en verbieden.
Infinitief pvtt – hij … pvvt – hij …
a beminnen bemint beminde
b boffen boft bofte
c bonzen bonst bonsde
d stelen steelt stal
e stranden strandt strandde
f verachten veracht verachtte
g verbieden verbiedt verbood
h vrezen vreest vreesde

Opdracht 1

1 Zet de borden maar vast op tafel!
2 Neem jullie rekenmachine mee naar de toetsweek!
3 Meld je bij aankomst direct bij de balie!
4 Maak je vrienden en vriendinnen niet zwart!

Slide 18 - Tekstslide

Infinitief                 pvtt – hij …                  pvvt – hij …
a beminnen          bemint                       beminde
b boffen                  boft                             bofte
c bonzen                bonst                          bonsde
d stelen                   steelt                          stal
e stranden             strandt                       strandde
f verachten            veracht                       verachtte
g verbieden           verbiedt                     verbood
h vrezen                 vreest                          vreesde
2. stelen en verbieden

Slide 19 - Tekstslide