In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Omgaan met klanten
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
* Ik weet hoe belangrijk het is om klantvriendelijk te zijn;
* Ik weet hoe je de klant begroet en aanspreekt;
* Ik kan voorbeelden noemen van klant- onvriendelijk gedrag;
* Ik weet hoe ik met klanten om moet gaan als ze advies nodig hebben.
Hoe je de klant kan helpen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat vind jij klant -onvriendelijk gedrag
Slide 3 - Open vraag
Wat is klant- vriendelijk gedrag voor jou?
Slide 4 - Open vraag
Als winkelmedewerker ben je een aanspreekpunt voor klanten. Wat betekent dit?
Slide 5 - Open vraag
0
Slide 6 - Video
klanten begroeten en aanspreken.
- Begroet de klant vriendelijk. bijvoorbeeld “Goedemorgen”, “Dag meneer/mevrouw”.
- Vergeet de klant niet aan te kijken.
Slide 7 - Tekstslide
Let bij het begroeten en aanspreken van een klant op de volgende regels:
- Je spreekt de klant altijd aan met ‘u’
- Je kijkt de klant aan als je tegen hem praat en naar hem luistert
- Je praat duidelijk en verzorgd Nederlands
- Je bent vriendelijk
Slide 8 - Tekstslide
Hoe spreek jij een klant aan op een vriendelijke manier?
Slide 9 - Woordweb
Zelfstandig werken
Maak de vragen!
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer ben je klantvriendelijk?
klant begroeten 2. aardig of netjes zijn naar de klanten 3. zorg dat je een positieve uitstraling hebt 4. blijf 'professioneel' 5. probeer de klant altijd zo goed mogelijk te helpen
Slide 11 - Tekstslide
Wanneer ben je klantvriendelijk?
Slide 12 - Woordweb
Waar is het belangrijk klantvriendelijk te zijn?
A
bij Handel & Economie; in een winkel
B
bij Voeding; als je klanten moet bedienen
C
bij Dienstverlening: als je mensen moet helpen in bejaardenhuis
D
Bij alle sectoren, dus H&E/voeding/
dienstverlening
Slide 13 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Maak de vragen!
Slide 14 - Tekstslide
klanten informeren
Klanten kunnen met verschillende vragen bij je komen. Jij probeert ze zo goed mogelijk te helpen. Het leukst is het als je zelf de klant kunt helpen. Je gaat de klant informeren over een Informeren betekent het geven van informatie.
Slide 15 - Tekstslide
zelfstandig werken
maak de vragen!
Slide 16 - Tekstslide
Doorvragen
Zelf vragen stellen aan de klant zodat je hem beter kan helpen.
voorbeeld: "Wat voor kleur broek zoekt u"
"Waar wilt u het voor gebruiken?"
"Hoeveel heeft u nodig"
Slide 17 - Tekstslide
Klanten doorverwijzen
Kun je ze toch niet zelf helpen? Dan verwijs je de klant door naar bijvoorbeeld een collega of een anderen afdeling. Doorverwijzen betekent dat je de klant naar een ander stuurt, die hem dan gaat helpen.
Slide 18 - Tekstslide
Wanneer verwijs je een klant door?
A
Als je geen zin hebt hem te helpen.
B
Als je bezig bent met andere dingen.
C
Als je het antwoord niet weet.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een nette manier van doorverwijzen?
A
Schreeuwen naar je collega om hulp
B
Klant zeggen dat jij het niet weet en hulp van collega gaat vragen.
C
Zeggen dat je het niet weet en verder gaan met je werk.
Slide 20 - Quizvraag
Zelfstandig werken
maak de vragen!
Slide 21 - Tekstslide
Hoe handel ik als een klant advies vraagt of een klacht heeft?
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Klanten met adviesvragen doorverwijzen....
netjes aangeven dat je een vraag zelf niet kunt beantwoorden
vriendelijk aangeven dat je de klant doorverwijst naar een andere collega die de klant verder kan helpen met de vraag
met de klant mee te lopen naar de collega die de klant verder gaat helpen.
je collega vertellen wat de vraag van de klant is.
afscheid nemen van de klant door hem een fijne dag toe te wensen.
Slide 24 - Tekstslide
Welke eigenschappen horen bij klantvriendelijk gedrag?
Klantvriendelijk
Niet
klantvriendelijk
Geduldig
Vriendelijk
Haastig
Opdringerig
Behulpzaam
Egoïstisch
Slide 25 - Sleepvraag
0
Slide 26 - Video
Klanten met klachten doorverwijzen
blijf klantvriendelijk
let op je houding
leef mee met de klant
verwijs de klant door
draag de klacht over aan een collega
neem netjes afscheid van de klant
Slide 27 - Tekstslide
Noem een klacht die klanten kunnen hebben bij de Jumbo
Slide 28 - Woordweb
Klachten herkennen
teleurgestelde klanten
gefrustreerde klanten
boze klanten
onbeleefde klanten
klanten die de service slecht vinden
klanten die de adviezen niet passend vinden
klanten die terugkomen met een product dat niet voldoet aan de wensen
klanten die aangeven dat het “vorige keer ook zo ging…”
klanten die aangeven dat het bestelde nog niet binnen is
Slide 29 - Tekstslide
Klant met een klacht is een kans voor de winkel. Waarom?
Slide 30 - Open vraag
Klant met een klacht is een kans voor de winkel
om de klacht te verhelpen
om de klant opnieuw blij maken
om het vertrouwen van de klant herstellen
om in de toekomst vergelijkbare klachten te voorkomen
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Waar klaag jij wel eens over in een winkel?
Slide 33 - Open vraag
https://www.youtube.com/watch?v=1zJvGbth4XQ
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Wat was allemaal klant- onvriendelijk van de medewerkster?
Slide 36 - Open vraag
Wat had Chantal dan wel moeten doen?
Slide 37 - Open vraag
We kijken naar het filmpje 'Hoe dan wel?'
Hoeveel verbeterpunten had jij goed?
Slide 38 - Tekstslide
Rollenspellen
Op correcte wijze:
klant begroeten
klanten te woord staan
klant doorverwijzen
Klant helpen
Klant gedag zeggen
Slide 39 - Tekstslide
Rollenspel 1
Klant komt winkel binnen en vraagt waar de mayonaise staat. Je wijst de klant de weg en loopt mee naar de schap. Echter de schap blijkt leeg. De mayonaise is helaas uitverkocht.
Slide 40 - Tekstslide
Rollenspel 2
De klant komt binnen zonder winkelwagen. Volgens de richtlijnen van het RIVM moet de klant een winkelwagen mee de winkel in nemen.
Slide 41 - Tekstslide
Rollenspel 3
Je bent aan het vakkenvullen en een klant vraagt of haar zoontje even naar de wc mag.
Slide 42 - Tekstslide
Rollenspel 4
Je bent aan het vakkenvullen en ziet een klant in een rolstoel die een product wil pakken die op de onderste schap ligt. De klant komt er vanwege de rolstoel niet goed bij.
Slide 43 - Tekstslide
Rollenspel 5
Je bent de producten op FIFO aan het plaatsen in de schappen. Plots hoor je dat er allemaal glazen groente conserven op de grond vallen. Een klant heeft meerdere potjes doperwten op de grond laten vallen.
Slide 44 - Tekstslide
Rollenspel 6
Een klant komt binnen met een grote hond. Je weet dat honden verboden zijn in de supermarkt waar jij werkt. Wat doe of zeg je?
Slide 45 - Tekstslide
Waarom is klantvriendelijk zijn dus belangrijk?
Slide 46 - Woordweb
Wat heb je geleerd vandaag?
Slide 47 - Open vraag
Welk cijfer geef jij jezelf voor inzet / motivatie?