V3 naamvallen + voorzetsels 3+4

Mittwoch 27-01
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mittwoch 27-01
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!

Slide 1 - Tekstslide

Kapitel 3
Gebruik voor deze les blz. 136 (Grammatik E) in je boek en je naamvallen stencil!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Je weet welke andere woorden er bij de der-groep horen
Deze tabel krijg je op de toets

Slide 4 - Tekstslide

Je weet dat de bezittelijke voornaamwoorden bij de ein-groep horen
Deze tabel krijg je op de toets

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord hoort niet bij de der-groep? Kies 1 juist antwoord!
A
Manch-
B
Solch-
C
Jed-
D
Ihr-

Slide 6 - Quizvraag

Welke woorden horen niet bij de ein-groep? Kies 2 juiste antwoorden!
A
All-
B
Dies-
C
Mein-
D
euer-/eure

Slide 7 - Quizvraag

Ich erkläre dem Kind die Aufgabe. Welke naamval is 'dem Kind'?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 8 - Quizvraag

Diese Frage war sehr schwierig. Welke naamval is 'diese Frage'?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 9 - Quizvraag

Dies... Mädchen (o) heißt Iris. Welke uitgang op de stippellijn?

Slide 10 - Open vraag

Ich habe mein... Bruder ein Buch geschenkt. Welke uitgang past er op de stippellijn?

Slide 11 - Open vraag

Ich zeige d... Frau d... Weg (m).
A
die, den
B
die, der
C
der, den
D
der, dem

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Zet het voorzetsel bij de goede naamval
3
4
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
durch
für
gegen
ohne
um

Slide 14 - Sleepvraag

Ich gehe mit mein... Mutter in die Stadt. Welke uitgang?
A
e
B
em
C
er
D
en

Slide 15 - Quizvraag

Was hast du für deinen Freundin gekauft? Klopt deze zin ('für deinen')?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Heute gehe ich zu meiner Oma. Wat betekent het voorzetsel 'zu' hier?

Slide 17 - Open vraag

Wanneer gebruik je het voorzetsel 'nach'? Kies 2 juiste antwoorden!
A
Windrichting (Osten, Süden)
B
Als je naar een persoon gaat
C
Als je naar een stad en/of land gaat
D
Als je naar een gebouw gaat

Slide 18 - Quizvraag

Verschil nach/zu
Nach: topografische bestemming (landen/steden), windrichting
Zu: dingen/mensen/gebouwen
zur (= zu der)
zum (zu dem)

Slide 19 - Tekstslide

Vervangen van een zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoord
Een zelfstandig naamwoord kan door een persoonlijk voornaamwoord worden vervangen.

Elk zelfstandig naamwoord heeft een geslacht en op basis daarvan wordt het persoonlijk voornaamwoord gebaseerd:
das Pferd (o) wordt es
der Vater (m) wordt er
die Maus wordt sie
die Kinder wordt sie

Slide 20 - Tekstslide

Die Katze ist lieb. ... ist lieb.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 21 - Quizvraag

Die Eltern heißen Erik und Miranda. ... heißen Erik und Miranda.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 22 - Quizvraag

Das Buch liegt auf dem Regal. ... liegt auf dem Regal.
A
er
B
sie
C
es

Slide 23 - Quizvraag