Hv2t ne- grammatica 21 voornaamwoorden

Welkom hv2t
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom hv2t

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Toelichting koppelww en nwg
  3. Korte herhaling grammatica 5: voornaamwoorden
  4. Grammatica 21: vragende en onbepaalde voornaamwoorden
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
a pv=is / ow=Schaken / nwg= is een denksport:  een denksport (nwg nd)  is= pv (nwg wd)
b pv=wordt / ow= De hond /  wwg= wordt geslagen 
c pv= blijft / ow = hij / wwg= blijft staan
d pv=blijft / ow= Amurra/ nwg=blijft aardig en behulpzaam: aardig en behulpzaam (nwg nw), blijft=pv  (nwg wd)
e pv= is /  ow= de rottweiler / nwg= is (nwg wd)  de minst gekozen hond geweest (nwg nd))
f pv=was / ow=Jelle    wwg=was 
g pv=zijn /  ow =overstromingen / nwg: zijn een groot risico (nwg nd)  geworden --> zijn geworden (nwg wd) 
h pv= gooide / ow=  Steffen / wwg  gooide het bijltje erbij neer
 







Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 7 nakijken
a Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde
b Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde. Je kunt niet de woorden ‘te zijn’, ‘te worden’ of ‘te blijven’ erachter denken, dus is het geen naamwoordelijk gezegde.
c Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde. Je kunt hier de woorden ‘te zijn’, ‘te worden’ of ‘te blijven’ erachter denken.

Slide 5 - Tekstslide

Welke voornaamwoorden heb je dit jaar geleerd?

Slide 6 - Woordweb

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.

Bijvoorbeeld: 
Ik ben de beste.
Zij houden van snoep.

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. 
Het zelfstandig naamwoord is dan van iemand.

Bijvoorbeeld: 
Dat is mijn fiets.
Jouw jas hangt op de kapstok.

Slide 8 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.)
Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan.

Bijvoorbeeld
Dat is mijn zusje, deze jongen is mijn broer. 
Deze fiets is stuk.
LET OP: dit/dat - het; deze/die-de


Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw.)
Het betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op het woord dat of de zin die eraan vooraf gaat.

Bijvoorbeeld: 
De jongen die geselecteerd werd, was niet de beste. 
Daar staat de stoel, die geverfd is.
Het boek dat ik nu lees.

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica 21

Doel: Je leert wat vragende en onbepaalde voornaamwoorden zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
1) wie
2) wat
3) welk(e)
4) wat voor (een)
  • Leer deze woorden uit je hoofd...
  • De woorden duiden een vraag aan.
  • Ze staan niet altijd aan het begin van een vraagzin.
  • Meer zijn er niet!

Slide 12 - Tekstslide

Dit zijn GEEN vragend voornaamwoorden!
Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
als
B
waar
C
wie
D
daar

Slide 14 - Quizvraag

Waar, wanneer, waarom, waardoor, hoe zijn vragende voornaamwoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Waarom vraagt hij welk boek jij leest?

Wat zijn/is de/het vr. vnw.?
A
waarom
B
welk
C
vraagt

Slide 16 - Quizvraag

Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
Wat zijn/is de/het vr. vnw.?
A
wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 17 - Quizvraag

Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
Wat zijn/is de/het vr. vnw.?
A
vraagt
B
aan
C
wat
D
heeft

Slide 18 - Quizvraag

Wie heeft dat mooie verhaal geschreven?
Wat zijn/is de/het vr. vnw.?
A
geschreven
B
wie
C
dat
D
heeft

Slide 19 - Quizvraag

Onbepaald voornaamwoord
Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere:
iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat, elk, ieder(een).  
 
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar 'iets vaags'.

 Dat kunnen personen of dingen zijn. 

Slide 20 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord

Niemand praat met Piet.

Men zegt dat altijd. 

Ik heb wel iets gehoord. 
 

Slide 21 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Drie lastige gevallen: 
1. Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent; 
2. Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent; 
3. Het woordje het is een onbepaald voornaamwoord als het tijd, weer of sfeer aangeeft. (Het regent, het is vakantie)

Slide 22 - Tekstslide

Welk woord is een onbepaald voornaamwoord?
A
iets
B
hem
C
niets
D
die

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is GEEN onbepaald voornaamwoord?
A
men
B
ergens
C
derde
D
iets

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het onbepaald voornaamwoord in deze zin?

Het is hier altijd enorm gezellig.
A
het
B
hier
C
altijd
D
gezellig

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het onbepaald voornaamwoord in deze zin?

Na het kampeerweekend was iedereen uitgeput.
A
na
B
kampeerweekend
C
was
D
iedereen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het onbepaald voornaamwoord in deze zin?

Sommige mensen houden van Barok.
A
mensen
B
Barok
C
sommige
D
houden

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het onbepaald voornaamwoord in deze zin?

Iedereen kan tellen tot tien.
A
Iedereen
B
tellen
C
tot
D
tien

Slide 28 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: na de voorjaarsvakantie
  • Huiswerk: maken opdr. 2 (p. 87) + leren p. 186-195   (voorzetselvoorwerp niet)  (wederkerend en wederkerig voornaamwoord niet) en p. 86 en vwo ook 82, 84 (alleen vwo)
  • Meenemen: leesboek, boek, schrift, pen en LAPTOP
  • Programma: herhaling voornaamwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Hele fijne vakantie toegewenst!

Slide 30 - Tekstslide

Hv2t ne- grammatica 21 voornaamwoorden

Slide 31 - Tekstslide