NK7 K8 Aussehen

Herzlich willkommen in der Deutschstunde!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen in der Deutschstunde!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je kunt de belangrijke informaties uit eenvoudige fragmenten over het thema mode halen. 
-Je kan woorden rondom het thema "Aussehen" gebruiken.
-Je kent de betekenis van de werkwoorden (können, dürfen, müssen, wissen) en kan ze correct gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Introduktion Kapitel 8
  • Einführung: Thema - Aussehen
  • Sehen: Video mit Fragen zum Thema Mode 
  • Grammatik: Wiederholung regelmatige werkwoorden
  • Grammatik: onregelmatige werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Das Thema von Kapitel 8:
das Aussehen

= het uiterlijk

Slide 4 - Tekstslide

die Hose
das T-Shirt
der Pullover
die Jacke
das Kleid
der Rock
die Socken
der Schuh
die Kleidung
grün
tragen
de jurk
de broek
het T-shirt
de trui
het jack, vest
de rok
de sokken
de schoen
de kleding
groen
dragen

Slide 5 - Sleepvraag

Deutschland Labor: Mode
Schau Dir das folgende Video an und beantworte die Fragen.

Slide 6 - Tekstslide

14

Slide 7 - Video

00:09
Wat dragen Duitsers het liefste?

Slide 8 - Tekstslide

00:48
Wat wordt gezegd over hoe belangrijk mode voor Duitsers is?

Slide 9 - Tekstslide

01:28
Waar zijn de reporters?

Slide 10 - Tekstslide

02:21
Wat voor soort kleding willen de reporters in deze modezaak vinden?

Slide 11 - Tekstslide

02:57
Wat zegt de expert over de kleding die Nina uitgezocht heeft?

Slide 12 - Tekstslide

03:29
Die Krawatte ..... wat is dat?

Slide 13 - Tekstslide

03:48
Wat vind Nina jammer?

Slide 14 - Tekstslide

Einde

Slide 15 - Tekstslide

Welche Kleidung magst du am liebsten?

Slide 16 - Tekstslide

Grammatik 

Slide 17 - Tekstslide

Wiederholung
Wir wiederholen Grammatik  "regelmatige werkwoorden".
Was weißt du noch?

Slide 18 - Tekstslide

Regel: feesttenten 

Slide 19 - Tekstslide

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt

Slide 20 - Quizvraag

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal 'jullie kopen'

kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal 'jij praat'

reden (= praat)
A
du redst
B
du redest
C
er redt
D
er redet

Slide 24 - Quizvraag

00:48
Wat dragen Duitsers het liefste?
A
sandalen en sokken
B
dirndl en lederhosen
C
kleding die handig is en lekker zit
D
moderne, chique kleren

Slide 25 - Quizvraag

01:28
Wat wordt gezegd over hoe belangrijk mode voor Duitsers is?
A
ze vinden het saai en gaan niet graag shoppen
B
ze vinden het heel belangrijk, maar kopen alleen als ze geld genoeg hebben
C
ze kopen alleen mode als deze goedkoop is en gaan vaak shoppen

Slide 26 - Quizvraag

02:21
Waar zijn de reporters?
A
in een kledingfabriek
B
in een mode atelier
C
in een school voor mode design

Slide 27 - Quizvraag

02:57
Wat voor soort kleding willen de reporters in deze modezaak vinden?
A
de juiste mode om te ontspannen
B
de nieuwste trends
C
de juiste kleding voor alledag
D
de juiste kleding voor op werk

Slide 28 - Quizvraag

03:29
Wat zegt de expert over de kleding die Nina uitgezocht heeft?
A
ze heeft goed gekozen, maar moet er iets overheen dragen omdat het op werk te veel naakte huid laat zien
B
ze heeft het goed gekozen, het leuk er ook een blazer op te dragen.
C
dit kan echt niet op de werkvloer, het is eerder iets voor een vijf uur borrel

Slide 29 - Quizvraag

03:48
Die Krawatte ..... wat is dat?
A
de kraag van het overhemd
B
de kraag van het jasje
C
de stropdas

Slide 30 - Quizvraag

04:41
Wat vind Nina jammer?
A
Dat ze niets moderns op haar werk kan dragen
B
dat ze een laborjas moet dragen en geen zakenkleding
C
Dat ze geen pet heeft om op te zetten

Slide 31 - Quizvraag

Kapitel 8: Grammatik
Grammatik: 
können, dürfen, müssen, wissen, sollen, wollen und mögen.

Klinkerwissel in de tegenwoordige tijd
Uitgang is anders bij ich + er/sie/es

können
ich kann, du kannst, er / sie / es kann

Slide 32 - Tekstslide

An die Arbeit!
Was?
Kapitel 8: Seite 80 Aufgabe 18
Wie?
1. mache die Aufgabe erst allein
2. hast Du die Regel verstanden? 
3. erkläre die Regel an Deinen Nachbarn 
Wie lange?
6 Minuten
Hilfe?
frage mich
Resultat?
Du hast die Regel verstanden und kannst sie erklären
Fertig?
Seite 81 Aufgabe 19
timer
6:00

Slide 33 - Tekstslide

können
müssen
dürfen
wollen
wissen
moeten
weten
kunnen
mogen (toestemming)
willen

Slide 34 - Sleepvraag

können
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie / sie (2)
stam
foute antwoorden

können
könnt
kannst
kann
können
kann
könn
kannen
könne
könnst

Slide 35 - Sleepvraag

dürfen
ich
du
er/ sie/ es
wir
Ihr
Sie / sie (2)
stam
foute antwoorden

dürfen
dürft
darfst
darf
dürfen
darf
dürf
darfen
dürfe
dürfst

Slide 36 - Sleepvraag

het werkwoord 'müssen'
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
musst
müssen (U)
müsst
muss (hij)
muss
müssen
müsse
musse

Slide 37 - Sleepvraag

Verstanden?
Noch üben?

https://learningapps.org/watch?v=pajd3y2zj22

Slide 38 - Tekstslide

Ich habe neue deutsche Wörter über das Thema Mode gelernt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll


Grammatica: Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 40 - Poll

Huiswerk
Kapitel 8: Wortschatz: Seite 69 Aufgabe 2-8
Grammatik: Seite 80 Aufgabe 19 - 22
Maak je hem niet online, stuur mij een foto op teams

Slide 41 - Tekstslide