hv2t Ne herhaling functie-verbindingswoorden, start schrijfvaardigheid

Welkom hv2t
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv2t

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Proeftoets nakijken en zelf verbeteren
  3. Nog een keer oefenen met functie- en signaalwoorden
  4. Huiswerkopdracht afmaken en inleveren 
  5. Maken extra proeftoets
  6. Schrijfvaardigheid 9: duidelijke zinnen en woorden
  7. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

proeftoets nakijken
1. inleiding; alinea 1,2  Kern: alinea 3-7, slot: alinea 8
2. De schrijver probeert jou als lezer nieuwsgierig te maken door een vraag te stellen. Je leest verder omdat je het antwoord wilt weten.
3. Op korte termijn hebben veel mensen moeite met wakker worden en slapen ze korter. Daardoor zijn ze minder alert, vermoeider en maken ze meer fouten. Hierdoor gebeuren er eerder kleine ongelukjes. Kinderen die moe zijn, hebben meer zin om te snacken en maken ongezondere keuzes. Ook zullen ze 's ochtends vroeg minder productief zijn op school.
4. Op langere termijn kunnen mensen last hebben van een sociale jetlag.
lang in bed blijft liggen.

Slide 4 - Tekstslide

proeftoets nakijken
5. Bij een sociale jetlag lopen de biologische en de sociale klok niet gelijk op. Met de 'sociale klok' wordt het ritme van het sociale leven bedoeld. Als leerling moet je op een bepaalde tijd op school zijn, en je moeder kan boos worden als je in het weekend tot 11.00uur in bed ligt.
6. Avondmensen vinden het sowieso al lastig om op tijd op te staan. Het liefst zouden ze langer wakker blijven en later uit bed gaan dan van ze verwacht. Ze hebben van nature al last van een sociale jetlag. Het verzetten van de klok telt hier nog een extra uur bij op. Doordat ze in het weekend niet vroeg op hoeven te staan, stellen ze hun biologische klok ook niet bij.


Slide 5 - Tekstslide

proeftoets nakijken
7. In het slot wordt een oplossing geboden voor het probleem.
8. alinea 3; verklaring-  alinea 5: nadelen  -  alinea 6; probleem 
alinea 8; oplossing
9. In alinea 7 ontbreekt een functiewoord,  het functiewoord advies past.
Wattez geeft immers advies: "Realiseer je...."
10. In de laatste zin van alinea 7 is het woord 'oplossingen' geen functiewoord omdat het niet vertelt wat je in alinea 7 kunt verwachten. Dat gebeurt wel in alinea 8 --> in de eerste zin!


Slide 6 - Tekstslide

Van welk functiewoord wordt hier een omschrijving gegeven?

De schrijver geeft een kleine aanpassing aan een bewering of stelling, hij maakt het preciezer of minder scherp.
A
oorzaak
B
nuancering
C
constatering
D
conclusie

Slide 7 - Quizvraag

Van welk functiewoord wordt hier een omschrijving gegeven?

De schrijver gebruikt een concreet geval om een algemeen verschijnsel, een bewering, een stelling of een mening te illustreren, te verduidelijken.
A
anekdote
B
verklaring
C
voorbeeld
D
argument

Slide 8 - Quizvraag



Een tegenargument dat vaak genoemd wordt, betreft de lagere CO2-uitstoot ten opzichte van fossiele brandstoffen. Bij de vorming van energie bij kernsplitsing komt namelijk ongeveer honderd keer minder CO2 vrij dan bij de verbranding van fossiele brandstoffen.
Wat is de functie van deze alinea?
A
afweging
B
tegenargument
C
oorzaak
D
nuancering

Slide 9 - Quizvraag

Noem de drie verbindingswoorden bij het verband conclusie.

Slide 10 - Open vraag

Studiewijzer deze les
Zie de bijlage in SOM

Slide 11 - Tekstslide

Studiewijzer van deze les
1. Afmaken en inleveren huiswerkopdracht via SOM
2. Extra uitleg over functie- en verbindingswoorden voor wie nodig
3. Maken oefenblad "Als je puber te laat naar bed gaat!"
Je mag deze alleen of samen maken. Overleg op fluistertoon.
4. Klaar, dan mag je starten met schrijfvaardigheid, lees blz 38 en maak opdracht 1 en 2 op blz 38-39.

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoel bereikt?
Ik weet wat functie en verbindingswoorden zijn, ik kan deze herkennen in een tekst en indien nodig zelf toevoegen!

Slide 13 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende les: vrijdag 4 oktober
  • Huiswerk: leren p. 70, overzicht functiewoorden en p. 74
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, boek, schrift en pen
  • Programma: schrijfvaardigheid 9 en 10


Slide 14 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid 9
Duidelijk taalgebruik: duidelijke zinnen en woorden
Doel: Je leert hoe je duidelijk schrijft op het niveau van zinsbouw en woordkeus.

Slide 15 - Tekstslide

Wat houdt zinsbouw in?
A
de samenstelling van woorden
B
de manier waarop je met woorden een zin maakt
C
het componeren van te lange zinnen
D
het gebruik van samentrekkingen

Slide 16 - Quizvraag

Wat houdt woordkeus in?
A
het kiezen van woorden en zinnen
B
de juiste betekenis van een woord gebruiken
C
keuze van de woorden in een bepaald verband
D
het gebruik van samentrekkingen

Slide 17 - Quizvraag

Duidelijke zinnen
  • In het Nederlands kun je variëren met de zinsbouw van een zin. 
  • De volgorde onderwerp - gezegde - lijdend voorwerp - overige zinsdelen is gebruikelijk (bv. De docente Nederlands heeft een geweldige manier van lesgeven).
  • Je kunt ook de volgorde gezegde - onderwerp - lijdend voorwerp - overige zinsdelen (bv. Heb jij die nieuwe film al gezien?) of de volgorde overige zinsdelen - gezegde - onderwerp - lijdend voorwerp (bv. Gisteren heb ik mijn fiets naar de fietsenmaker gebracht) gebruiken.

Slide 18 - Tekstslide

Duidelijke zinnen
Twee tips voor het maken van duidelijke zinnen: 
  1. Variëren in zinsbouw is goed, maar zorg dat je zinsdelen in een logische volgorde staan. 
  2. Deel lange zinnen met veel informatie op in kortere zinnen en laat onnodige informatie weg. 

Slide 19 - Tekstslide

Verbeter de zinsvolgorde in de volgende zin:

De opgave begreep ik niet die de docent op het bord schreef vorige week.

Slide 20 - Open vraag

Verbeter de zinsvolgorde in de volgende zin:

Fanny had hij voor het feest op zijn verjaardag in het tuinhuis van zijn ouders niet gevraagd.

Slide 21 - Open vraag

Verbeter de zinsvolgorde in de volgende zin:

Nooit is weglopen bij een conflict, tenzij de ander agressief wordt, de juiste oplossing.

Slide 22 - Open vraag

Deel de volgende zin op in kortere zinnen en laat overbodige informatie weg:
Afgelopen week, toen ze haar telefoon kwijt was, voordat ze er - heel dom - achterkwam dat hij gewoon in haar jaszak zat, helemaal in paniek omdat ze een belangrijk berichtje verwachtte, wilde ze naar huis fietsen om te kijken of ze hem daar soms had laten liggen.

Slide 23 - Open vraag

Deel de volgende zin op in kortere zinnen en laat overbodige informatie weg:
Baby's en jonge kinderen gebruiken voordat ze kunne praten, zoals iedereen wel weet die een baby in zijn omgeving heeft, gebaren om duidelijk te maken wat ze bedoelen, terwijl ze al een half jaar voordat ze zelf iets kunnen zeggen veel woorden best begrijpen.

Slide 24 - Open vraag

Deel de volgende zin op in kortere zinnen en laat overbodige informatie weg:
In Amsterdam opende vorig jaar, op een plek vlakbij de door architect Jo Coenen ontworpen Openbare Bibliotheek, de eerste bioscoop ter wereld waar je virtual-realityfilms kunt kijken met een bril op die, als je niet weet wat het is, nog het meest weg heeft van een ouderwetse stereoscoop.

Slide 25 - Open vraag

Duidelijke woorden
  • Het gebruiken van duidelijke woorden helpt om helder te schrijven.
  • Hier zijn geen echte regels voor, maar er zijn wel woorden en formuleringen die je beter kunt vermijden.

Slide 26 - Tekstslide

Duidelijke woorden
Drie tips voor het gebruiken van duidelijke woorden:
  1. Wees concreet in wat je bedoelt en vermijd vage woorden (bv. heel, vaak, soms, wel, erg, etc.)
  2. Kies voor alledaagse taal en vermijd ouderwetse woorden (bv. te allen tijde, betreffende, heden, bij dezen, nimmer, etc.)
  3. Formuleer kort en krachtig en vermijd omslachtige constructies (bv. de reden hiervan is, met betrekking tot, zoals deze, etc.)

Slide 27 - Tekstslide

Herschrijf de volgende zin in duidelijke en heldere taal:
Eigenlijk vind ik dat die knalgele hoodie jou toch best wel een beetje raar staat, dus.

Slide 28 - Open vraag

Herschrijf de volgende zin in duidelijke en heldere taal:
In de nabije toekomst zullen treinen op frequentere basis dit station aandoen, hetgeen tot positieve ontwikkelingen leidt met betrekking tot de bereikbaarheid van het dorp.

Slide 29 - Open vraag

Afsluiting (leerdoelcheck)
Ik weet hoe je duidelijk schrijft op het niveau van zinsbouw en woordkeus.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Huiswerkvragen nakijken
  • 1 Een verbindingswoord geeft een verband aan tussen zinnen of delen van zinnen. 
  • 2 De uitkomst van de verschillende onderzoeken is dat de melatoninepiek bij pubers twee uur later valt dan bij volwassenen. Hierdoor kunnen ze niet vroeg slapen.
  • 3 Het probleem dat in dit artikel besproken wordt is dat pubers moeilijk hun bed uit kunnen komen ’s ochtends en dat leerlingen op school de hele dag doodmoe zijn en dus niet veel presteren. Het lijkt alsof ze lui zijn, maar eigenlijk zijn ze erg vermoeid.
  • 4 De oplossing voor dit probleem is later starten op schooldagen. Zo kunnen pubers tijdens hun melatoninepiek naar bed en krijgen ze voldoende slaap, zodat ze de volgende dag uitgerust kunnen starten op school.

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerkvragen nakijken
  • 5 Eigen antwoord
  • 6 Eigen antwoord
  • 7 In de eerste zin geeft het verbindingswoord ‘wanneer’ een voorwaarde aan. Pubers maken lange nachten in het geval dat wordt voldaan aan de voorwaarde ‘minder apparaten gebruiken en dus hun biologische klok meer volgen’. In de tweede zin geeft het verbindingswoord ‘wanneer’ een tijdsverband aan. Pubers missen een paar uren slaap op het moment dat de vakantie is afgelopen en ze weer op tijd op moeten staan. 

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerkvragen nakijken
  • 8 r. 2 maar – tegenstelling, r. 7 echter – tegenstelling, r. 7 en – opsomming, r. 9 want – reden, r. 10 maar – tegenstelling, r. 11 dan – gevolg, r. 13 maar – tegenstelling, r. 14 en – opsomming, r. 15 dus – conclusie, r. 20 toen – tijd, r. 20 nu – tijd, r. 21 al – tijd, r. 24 wanneer – voorwaarde, r. 24 en dus – conclusie, r. 26 en – opsomming, r. 26 wanneer – tijd, r. 27 en – opsomming, r. 28 vanwege – oorzaak, r. 30 als – voorwaarde, r. 30 dan – gevolg, r. 31 en – opsomming, r. 31 en – opsomming,  r. 36 namelijk – verduidelijking, r. 36 ook – opsomming, r. 38 nadat – tijd, r. 38 en – opsomming, r. 44 daarom – reden, r. 45 dus – conclusie, r. 46 dan – gevolg
  • 9 Eigen antwoord. De tekst zou door het verwijderen van verbindingswoorden minder duidelijk moeten worden.

Slide 33 - Tekstslide