4.3 weerstanden gebruiken 2KM

Elektriciteit
4.3 Weerstanden gebruiken
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit
4.3 Weerstanden gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

vorige paragrafen
wat weet je nog?

Slide 2 - Tekstslide

Wat voor energie-omzetting vindt er plaats in een kampvuur?
A
warmte en licht -> fossiele energie
B
warmte -> licht
C
licht -> warmte
D
fossiele energie - > warmte en licht

Slide 3 - Quizvraag

Als een stroomkring wordt gesloten, gaat een lampje in die stroomkring uit.
A
waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

stroommeter
schakelaar
spanningsmeter
batterij
lampje

Slide 5 - Sleepvraag

In een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel spanning komt er uit een Nederlands stopcontact?

Slide 7 - Open vraag

Sleep de materialen naar het juiste zwarte vak.
Geleider
Isolator
koper
rubber
plastic
goud
glas
hout

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de onderstaande afbeelding naar de goede type schakeling. Is het een serie of een parallelschakeling? 
Serieschakeling
Parallelschakeling

Slide 9 - Sleepvraag

Zet de stappen van een berekening in de juiste volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Formule
Berekening
Gegevens
Gevraagd
Antwoord

Slide 10 - Sleepvraag

Hoeveel Joule is 1,8 kJ
A
18 J
B
1800 J
C
0,018 J
D
180 J

Slide 11 - Quizvraag

Ilse gebruikt na het douchen een fohn om haar haar droog te blazen.
De föhn heeft een vermogen van 1500 W.
Ilse gebruikt hem 24 minuten. ( = 0,4u)
Hoeveel kilowattuur gebruikt Ilse?
Denk aan alle stappen!
formules
Weerstand = spanning/stroom
R= U/I
Energiegebruik= vermogen x tijd
E = P x t 
Vermogen = spanning x stroomsterkte
P = U x I

Slide 12 - Open vraag

Hoe groter de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 13 - Quizvraag

Een strijkijzer werkt op een netspanning van 230 volt. Het typeplaatje van het strijkijzer staat hiernaast. Hoe groot is de stroomsterkte door het strijkijzer?
A
60 Hz
B
800 W
C
3,5 A
D
0,3 A

Slide 14 - Quizvraag

Sleep het typeplaatje van het apparaat dat de meeste stroom verbruikt naar het rode vlak. 

Slide 15 - Sleepvraag

weerstanden
Een weerstand is een elektronische component.
Het is een dun laagje koolstof op een glasstaafje.
Hoe dunner het laagje koolstof, hoe groter de 
weerstand.
Een weerstand geleidt stroom.
De gekleurde ringen op de weerstand geven aan
hoe groot de weerstand is.

Slide 16 - Tekstslide

rekenen met weerstanden
Belangrijk! weerstanden die in serie staan, mag je bij elkaar optellen. Dat noem je de vervangingsweerstand.

berekening?
In deze schakeling is de vervangingsweerstand = 1000 + 250 + 550 = 1800 Ω
Hoe groot is de vervangingsweer-stand in deze schakeling?

Slide 17 - Tekstslide

Sensor
Een sensor meet dingen, een soort voeler.
In een oor thermometer zit een temperatuursensor, deze meet de temperatuur.
In een buitenlamp zit een lichtsensor. Als er geen licht opvalt, gaat de lamp aan. Of er zit een bewegingssensor in, dan gaat de lamp aan als er beweging is.

Slide 18 - Tekstslide

In een oorthermometer zit een sensor. Wat is een sensor?
A
een spanningsbron
B
een voeler
C
een weerstand
D
een schakeling

Slide 19 - Quizvraag

Weerstandjes zijn onderdelen met een vaste weerstand.
Esther zegt: een weerstand bestaat uit een dun laagje glas op een koolstofstaafje.
Marjolein zegt: Koolstof is heel fijn houtskool. Het kan stroom geleiden.
Wie heeft er gelijk?
A
allebei
B
geen van beiden
C
Esther
D
Marjolein

Slide 20 - Quizvraag

Waar hangt de waarde van een weerstand van af?
A
De dikte van het laagje glas
B
De dikte van het laagje koolstof
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 21 - Quizvraag

Op een weerstand zie je gekleurde
ringen. Wat is de functie van die
ringen?

Slide 22 - Open vraag

Bekijk de schakeling. Wat is de vervangingsweerstand?
A
20 Ω
B
70 Ω
C
90 Ω
D
50 Ω

Slide 23 - Quizvraag

Hoe bereken je de totale weerstand in een serieschakeling?

Slide 24 - Open vraag

Hoe noem je de totale weerstand in een serieschakeling ook wel?

Slide 25 - Open vraag

Bereken de stroom die in deze schakeling loopt. Gebruik de 5 stappen!
formule
stroom = spanning : weerstand

Slide 26 - Open vraag

Een kookplaat heeft 3 verwarmingsdraden. De weerstand is achtereenvolgens 50 Ω, 100 Ω en 150 Ω. De verwarmingsdraden zijn in serie geschakeld.
Bereken de vervangingsweerstand.

Slide 27 - Open vraag

Ingrid heeft een doos met weerstanden. Hieronder staan de weerstanden die ze heeft. Ingrid heeft in een schakeling een weerstand van 600 Ω nodig. Bedenk welke weerstanden ze kan gebruiken om een weerstand van 600 Ω te maken. Sleep ze naar het rode vlak. (Pak eerst de meest linkse)

met 2 weerstanden
met 3 weerstanden
600 Ω
600 Ω
100 Ω
100 Ω
200 Ω
200 Ω
200 Ω
200 Ω
500 Ω
1000 Ω
500 Ω

Slide 28 - Sleepvraag

Karst koopt een kerstboomverlichting die uit
23 lampjes bestaat.
De lampjes zijn in serie geschakeld.
De verlichting brandt op 230 Volt.
Op welke spanning werkt een lampje van deze
verlichting?
A
10 V
B
23 V
C
230 V
D
Dat weet je niet met deze gegevens.

Slide 29 - Quizvraag

Karst koopt een kerstboomverlichting die uit 23 lampjes bestaat.
De lampjes zijn in serie geschakeld. De weerstand van 1 lampje is 33,3 Ω. Er mag maximaal 0,3 A door de lampjes gaan. Hoeveel spanning kan 1 lampje dan hebben? Denk aan de 5 stappen.

formule
spanning = stroom * weerstand

Slide 30 - Open vraag

Karst koopt een kerstboomverlichting die uit 23 lampjes bestaat.
De lampjes zijn in serie geschakeld.
De weerstand van 1 lampje is 33,3 Ω.
Hoe groot is de totale weerstand als alle lampjes branden?

Slide 31 - Open vraag

Karst koopt een kerstboomverlichting die uit 23 lampjes bestaat.
De lampjes zijn in serie geschakeld.
Na verloop van tijd gaat er een lampje kapot. Karst knipt het lampje uit de schakeling en verbindt de losse draden weer met elkaar.
wat gebeurt er met de totale weerstand van deze schakeling?
A
blijft gelijk
B
wordt kleiner
C
wordt groter

Slide 32 - Quizvraag

Karst koopt een kerstboomverlichting die uit 23 lampjes bestaat.
De lampjes zijn in serie geschakeld.
Na verloop van tijd gaat er een lampje kapot.
Karst knipt het lampje uit de schakeling en verbindt de losse draden weer met elkaar.
Wat gebeurt er met de stroomsterkte?
A
blijft gelijk
B
wordt kleiner
C
wordt groter

Slide 33 - Quizvraag

Karst koopt een kerstboomverlichting die uit 23 lampjes bestaat.
De lampjes zijn in serie geschakeld. Na verloop van tijd gaat er een lampje kapot. Karst knipt het lampje uit de schakeling en verbindt de losse draden weer met elkaar.
Leg uit of Karst dit elke keer kan doen als er een lampje kapot gaat?

Slide 34 - Open vraag

Deze vraag heb ik nog over de les:

Slide 35 - Open vraag

Wat vind je van deze vorm van opdrachten maken? Dus niet uit je boek, maar via LessonUp?

Slide 36 - Open vraag

Exit ticket

na deze les wil ik....
A
De uitleg nogmaals horen
B
Meer voorbeelden krijgen
C
Meer oefenen
D
Overgaan naar nieuwe leerstof want ik beheers dit onderdeel

Slide 37 - Quizvraag

EINDE

Slide 38 - Tekstslide