24/10 aan elkaar of los H2 taalverzorging

Taalverzorging spelling H2
Aan elkaar of los
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging spelling H2
Aan elkaar of los

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • je kunt benoemen wanneer je twee of meer woorden los van elkaar schrijf;
  • je kunt benoemen wanneer je twee of meer woorden aan elkaar schrijft;
  • je hebt geoefend met woorden aan elkaar en los schrijven.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Oma loopt naar huis, maar ik ga met omafietsen.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Als prof voetballer verdien je enorm veel geld..
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Onze weekaanbieding is helaas uitverkocht.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

In de zomer kan ik niet, ik heb in de wintertijd.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

💤

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aan elkaar of los
In het Nederlands schrijf je twee of meer woorden aan elkaar als die één begrip vormen.

Slide 13 - Tekstslide

Aan elkaar of los
Dit doe je bij:
-werkwoorden die beginnen met voorzetsels als op, over, na, uit. Bijvoorbeeld: Ik heb mijn kamer opgeruimd. Ik ga mijn kamer opruimen.
-samengestelde zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld: kassabon, schoonmaakdoekje, langeafstandsloper.
-samengestelde aardrijkskundige namen. Bijvoorbeeld: Noord-Holland, Zuid-Afrikaans.
-getallen tot en met het woord duizend. Bijvoorbeeld: zesenzeventig, vijfhonderd, drieëntwintigduizend, drieduizend zeshonderdentwaalf.
-voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier- en waar-. Bijvoorbeeld: ermee, hierbij, waardoor.
-twee voorzetsels die achter elkaar staan. Bijvoorbeeld: achteruit, bovenop, tussendoor.

Slide 14 - Tekstslide

Aanvullende theorie
Op blz. 200 staat een overzicht van aan elkaar of los.

Slide 15 - Tekstslide

Werk voor deze  les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen
Pak je VIP en noteer:
Blz. 60/61, opdracht 1, 2, 4 en 5
+ nakijken werk vorige les en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Betekenisverschil door een spatie
Langeafstandsloper - iemand die lange afstanden loopt.
Lange afstandsloper - een afstandsloper die niet klein is.






Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aan elkaar of los - voorzetsels
De woorden schrijf je los van elkaar als het voorzetsel bij een volgende woordgroep, een eigennaam of een persoonlijk voornaamwoord hoort. Een paar voorbeelden ter verduidelijking:

Het hotel ligt vlak bij Liverpool.
Zijn vorige boek ligt onder op de stapel.
De oude boom staat midden in het dorpje.
Het tijdschrift ligt boven op het tafeltje.
Je bent dicht bij hem.
Het telefoonnummer staat onder aan de bevestiging.


Slide 26 - Tekstslide

Aan elkaar of los - voorzetsels
Woordcombinaties schrijf je aan elkaar als het voorzetsel niet bij een volgende woordgroep, eigennaam of persoonlijk voornaamwoord hoort. Enkele voorbeelden:

Het stadje ligt vlakbij.
Zijn manuscript ligt onderop.
Zij zitten er middenin.
De manager zit er bovenop.
De bakker is dichtbij.
Het elftal staat onderaan.

Slide 27 - Tekstslide

Aan elkaar of los - trucje bij samenstellingen
- Als het woord 1 klemtoon heeft (tennisracket, klemtoon ligt op ten) vakantiehuisje, terreinwagen
- Bij 2 klemtonen schrijf je de woorden niet aan elkaar: sfeervol huisje, supermooie wagen 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

De slager verkoopt vlees van
twee jarige / tweejarige
koeien
A
twee jarige
B
tweejarige

Slide 30 - Quizvraag

De lange afstandsloper /
langeafstandloper
loopt met gemak de marathon
A
lange afstandsloper
B
langeafstandloper

Slide 31 - Quizvraag

Nu niet doen: Vakantie boeken /
vakantieboeken
bij het reisbureau
A
vakantie boeken
B
vakantieboeken

Slide 32 - Quizvraag

Maak 2 samengestelde woorden met 'hond'

Slide 33 - Open vraag

Wat is de betekenis van dit samengestelde woord?
herhalingsopgave

Slide 34 - Open vraag

Maak een samengesteld woord:
station + straat

Slide 35 - Open vraag

Het woord

is een samengesteld woord
buitenlucht
A
Ik denk het wel
B
Niet waar
C
Wat is een samengesteld woord?
D
Zeker waar

Slide 36 - Quizvraag

Werk voor deze  les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
    Pak je VIP en noteer:
    Blz. 60/61, opdracht 1, 2, 4 en 5
    + nakijken werk vorige les en verbeteren met een andere kleur!

    Verlengde instructie:
    Blz. 60/61, opdracht 1, 2, 3 en 4
    + nakijken werk vorige les en verbeteren met een andere kleur!
    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk

    Slide 37 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:

    • je kunt benoemen wanneer je twee of meer woorden los van elkaar schrijf;
    • je kunt benoemen wanneer je twee of meer woorden aan elkaar schrijft;
    • je hebt geoefend met woorden aan elkaar en los schrijven.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 38 - Tekstslide

    Maak een samenstelling van gegeven woorden.

    trap + huis

    Slide 39 - Open vraag

    Maak een samenstelling van gegeven woorden.

    behoefte + patroon

    Slide 40 - Open vraag

    Maak een samenstelling van gegeven woorden.

    reus + leuk

    Slide 41 - Open vraag

    1
    2
    3
    4
    F. de windhoos
    D. de super mooievilla
    H. de bommelding
    B. het weeralarm
    G. de bom melding
    E. de wind hoos
    A. het weer alarm
    C. de supermooie villa

    Slide 42 - Sleepvraag

    Antwoorden
    1. B weeralarm
    2. F windhoos
    3. C supermooie villa
    4. H bommelding

    Slide 43 - Tekstslide

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat veranderen?

    Slide 44 - Open vraag

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 45 - Open vraag