Les 07 - Schrijfopdracht en werkwoordspelling

Schrijfopdracht en werkwoordspelling
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijfopdracht en werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- wat de schrijfopdracht voor komende weken inhoudt; 
- hoe je de schrijfopdracht moet aanpakken; 
- hoe je de persoonsvorm spelt. 

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
We kijken samen naar opdracht 1 en 2 op pagina 278.

Slide 3 - Tekstslide

Doelen schrijfopdracht
De komende weken werken we aan een schrijfopdracht. Hierbij leren we trucjes over hoe we teksten aantrekkelijker kunnen maken om te lezen. 

Hierbij werken we voornamelijk aan de hand van de theorie en een aantal opdrachten op pagina 220 tot en met 223. 

De uiteindelijke opdracht is opdracht 12 op pagina 223. 

Slide 4 - Tekstslide

De lezer boeien
Als je een tekst schrijft, hoop je dat de lezers die lezen. Daarom is het belangrijk de tekst zo aantrekkelijk mogelijk te maken. 

Dit kan onder meer door voorbeelden en vergelijkingen te gebruiken. 

Slide 5 - Tekstslide

Overige tips
Varieer in zinsbouw, zinslengte en woordkeuze; 

Probeer een herkenbare situatie te gebruiken in de inleiding; als de lezer zich in de tekst herkent, zal hij eerder geneigd zijn de tekst uit te lezen. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld bij opdracht 3
Je bent op een feestje en moet ontzettend nodig plassen. Aangekomen bij de toiletten blijkt dat de rij bijna nog groter is dan die aan de bar, waar de drank rijkelijk vloeit. Dat terwijl bij het herentoilet helemaal geen rij staat. 
Daarom vind ik dat aparte heren- en damestoiletten moeten worden afgeschaft. Ten eerste zal de rij bij de damestoiletten als sneeuw voor de zon verdwijnen. Daarnaast zijn aparte toiletten voor dames en heren meer iets uit de Middeleeuwen, toch niet iets van deze tijd? En waarom zou je als vrouw je behoefte niet kunnen doen op hetzelfde toilet als een man? Dat doe je thuis toch ook!

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu tien minuten aan opdracht 3 tot en met 5 op pagina 221.

timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Voorlezen
Ik lees voor uit 'Geraakt' van Margje Woodrow

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Vorige les hebben we gekeken naar hoe we de persoonsvorm op de juiste manier moeten spellen. Deze les kijken we naar twee andere belangrijke werkwoordsvormen: het voltooid en het onvoltooid deelwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord komt altijd voor in combinatie met een hulpwerkwoord. Dat is in dit geval een vorm van zijn, hebben of worden.

Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van zijn of hebben, is de handeling ook inderdaad voltooid; gebruiken we het werkwoord worden, dan is de handeling nog bezig.

Slide 11 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord
In veel gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een -d of een -t.

Als je twijfelt of je voor de -d of -t moet kiezen, maak het dan langer door er een -e achter te zetten.

Als dit geen uitsluitsel brengt, kijk dan naar de stam en hanteer de
't ex-kofschip-regel

Slide 12 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling op dit moment plaatsvindt.

Vaak is het onvoltooid deelwoord een soort bijvoeglijk naamwoord.

We spellen het onvoltooid deelwoord door -d of -de achter het hele werkwoord te zetten.

Slide 13 - Tekstslide

Aan het werk
Werk nu aan opdracht 3 op pagina 276 van je boek.

Slide 14 - Tekstslide