OOA 3T gedicht 5.9

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
neMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nodig: boek blz. 212
Vandaag 
-->Gedicht 5.9 blz. 212
-->Uitleg 6.9 voor de volgende les.
Lesdoel: aan het einde van de les kun je personificatieaanwijzen in een gedicht of tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Planning deze week:
Vandaag:                  5.9 gedicht
Dinsdag:                   6.9 gedicht

Slide 3 - Tekstslide

Gedicht

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Uhm... Hoe zat dat nou?
Figuurlijk taalgebruik wil zeggen dat je een woord of uitdrukking niet in zijn letterlijke betekenis gebruikt.

Letterlijk: De kapper  woelde met zijn handen door mijn haar.
Figuurlijk: Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 6 - Tekstslide

Uhm... Hoe zat dat nou?
Versregels --> de regels in een gedicht
Strofe -->  groepje versregels
Witregels --> tussen twee strofen is een witte regel

Iedere strofe heeft zijn eigen inhoud, maar in een gedicht zijn hier geen vaste regels voor.

Slide 7 - Tekstslide

Personificatie
Gedicht 5.9 Personificatie

'een ding of een zaak krijgt menselijke eigenschappen'

Opdrachten: 1 en 2 in je schrift.

Slide 8 - Tekstslide

Bespreken 1 en 2
OPDRACHT 1
a Bijvoorbeeld: toch
b Bijvoorbeeld: Toch geeft aan dat er een tegenstelling is.
c Een woord geeft zelf geen signaal. Jij haalt uit een woord een signaal.

Slide 9 - Tekstslide

Bespreken 1 en 2
OPDRACHT 2
a Eigen antwoord.
b B
c Door de manier waarop de voegwoorden worden beschreven, lijken ze mensen.
d Bijvoorbeeld: Als je iets zegt en daarna een zin met maar begint, neem je je woorden terug.
e Bijvoorbeeld: Ik hou van je, maar…

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig: 6.9
De komende les werk je zelfstandig aan paragraaf 6.9. Deze les is een samenvatting van alle paragrafen van gedicht. Heb je vragen? Dan mag je deze les vragen stellen via de chat.


ZELFSTANDIG
Kijk eerst het filmpje op de volgende dia.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag

6.9 gedicht

Maak opdracht 1, 2 en 3. Op de volgende dia's vind je de antwoorden. Kijk het goed na!
Aan de slag

Klaar? 
Schrijf een gedicht. 
- minimaal 3 strofe;
- gebruik minimaal 1x personificatie;

Je kunt het inleveren in de inlevermap.

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden 6.9
OPDRACHT 1
a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, dat is me dit jaar gebeurd met Ben Ali Libi en Dus! Want! En!
Maar! 
b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, er staan in dit deel van Talent maar twee gedichten die
rijmen: Ben Ali Libi en Liefste. 
c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, in bijna alle gedichten die in dit deel van Talent staan, vind je
beeldspraak. 
d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, er zijn ingewikkelde en niet zo ingewikkelde gedichten.
Liefste is niet zo ingewikkeld. Diagnose was iets moeilijker om te begrijpen.

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden 6.9
OPDRACHT 2
a De ik is een meisje. Ze heeft een broer en een moeder. Ze woont in een huis met een zolder.
b De broer is waarschijnlijk ouder.
c Waarschijnlijk de broer. Hij doet wel meer dingen die niet kunnen.
d De broer doet gemene dingen met de ik.
e De ik wil toch graag bij hem zijn: Ik vond het stiekem erg gezellig.

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden 6.9
OPDRACHT 3
a Eigen antwoord.
b Eigen antwoord.
c Bijvoorbeeld: nee.
d In het gedicht vind je geen rijm. Er staan betrekkelijk veel woorden in het gedicht. De regels zijn
te lang voor een gedicht: er zit niet veel wit in. Er komt geen beeldspraak in voor.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden 6.9
OPDRACHT 3
a Eigen antwoord.
b Eigen antwoord.
c Bijvoorbeeld: nee.
d In het gedicht vind je geen rijm. Er staan betrekkelijk veel woorden in het gedicht. De regels zijn
te lang voor een gedicht: er zit niet veel wit in. Er komt geen beeldspraak in voor.

Slide 16 - Tekstslide

Klaar?
Schrijf een gedicht. 
- minimaal 3 strofe;
- gebruik minimaal 1x personificatie;

Je kunt het inleveren in de inlevermap.

SUCCES!

Slide 17 - Tekstslide