samenhang 2F
Gebruikt veelvoorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct.
De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot.
Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven.
Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst.
Samenhang 3F
De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoor. Relaties als oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven.
Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindingswoorden.