Communicatie jaar 2 blok 2: les 1

COMMUNICATIE JAAR 2
BLOK 2
LES 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

COMMUNICATIE JAAR 2
BLOK 2
LES 1

Slide 1 - Tekstslide

VANDAAG
* Examens
* Inzoomen: examen: schrijven
* Spelling y'all!

Slide 2 - Tekstslide

VANDAAG
* Weet je wat de examens Nederlands globaal inhouden;
* Weet je waar je informatie over de examens kan vinden;
* Weet je welke criteria gebruikt worden bij de beoordeling van het examen 'Schrijven 3F';
* Oefen je met werkwoordspelling.

Slide 3 - Tekstslide

EXAMENS NEDERLANDS
* Niveau 3F (Havo/MBO 4);
* Lezen/luisteren;
* Schrijven;
* Spreken/gesprekken;
* #OO Examinering 2019-2020 Herman Brood Academie;
* Examenbureau.

Slide 4 - Tekstslide

EXAMEN SCHRIJVEN
"Kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden."

Slide 5 - Tekstslide

BEOORDELING EXAMEN SCHRIJVEN
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 6 - Tekstslide

SAMENHANG
"De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en
daar een niet hinderlijk zijspoor. Relaties als oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven. Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindingswoorden. Alinea’s zijn verbonden tot een coherent betoog."

Slide 7 - Tekstslide

AFSTEMMING OP DOEL
"Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst  combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten. Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen."

Slide 8 - Tekstslide

AFSTEMMING OP PUBLIEK
"Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media). Past register consequent toe: het taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre."

Slide 9 - Tekstslide

WOORDGEBRUIK EN WOORDENSCHAT
"Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen. Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt."

Slide 10 - Tekstslide

SPELLING, INTERPUNCTIE EN GRAMMATICA

"Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen."

Slide 11 - Tekstslide

LEESBAARHEID

"Geeft een heldere structuur aan de tekst, gebruikt witregels, marges en kopjes. Geeft in een langere tekst een indeling in paragrafen.  Stemt de lay-out af op doel en publiek."

Slide 12 - Tekstslide

REFRESH: WERKWOORDSPELLING

Slide 13 - Tekstslide

REFRESH: WERKWOORDSPELLING

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

De woningbaas ........  de huur elk jaar een beetje.
A
verhoogd
B
verhoogt
C
verhoogdt

Slide 20 - Quizvraag

De auteur heeft zich wel wat dichterlijke vrijheden ........ .
A
veroorlooft
B
veroorloofd

Slide 21 - Quizvraag

De manager ... zich aan de artiest.
A
stoort
B
irriteert
C
stoordt
D
irriteerdt

Slide 22 - Quizvraag

Zij ... dat Trump moet worden ....
A
vind-vereerd
B
vindt-vereert
C
vindt-vereerd
D
vind-vereert

Slide 23 - Quizvraag

... Damai dat ook? Wat ... jij?
A
Vind-vind
B
Vindt-vindt
C
Vind-vindt
D
Vindt-vind

Slide 24 - Quizvraag

Langzaam maar zeker ... hij de vraag die de baas ... .
A
beantwoordde-stelde
B
beantwoorde-stelde

Slide 25 - Quizvraag

De samenleving ... , maar hoe komt het dat deze niet eerder is ... .
A
vergrijst-vergrijst
B
vergrijst-vergrijsd
C
vergrijsd-vergrijsd
D
vergrijsdt-vergrijsd

Slide 26 - Quizvraag

VOLGENDE WEEK

Slide 27 - Tekstslide