immuun,bloedstolling en bloedgroep/rhesus

immuunsysteem
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

immuunsysteem

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoe herkent je lichaam zijn/haar eigen cellen ? 

Als je een lichaamscel goed bekijkt zie je aan de buitenkant allerei uitsteekels zitten.  
Deze uitsteeksles zijn herkennings eiwitten en worden antigenen genoemd. 

Slide 3 - Tekstslide

Je witte bloedcellen komen dan in actie en gaan antistoffen maken tegen dat vreemde antigeen. 
Wat gebeurd er als er een vreemd antigeen het lichaam binnen komt ? 

Slide 4 - Tekstslide

natuurlijke immuniteit
  • Vaak wordt je eerst nog ziek dit komt doordat het een tijdje duurt om een antistof te maken.
  • Als er voldoende antistoffen zijn gemaakt, wordt je weer beter.
  • De witte bloedcellen onthouden hoe de antistof gemaakt is. 
  • Je lichaam onthoudt dit in zijn/haar geheugencellen.
  • Hierna ben je immuun geworden voor dit antigeen.

Slide 5 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
  • Inentingen zijn kunstmatig, ze worden ook wel vaccinaties genoemd. 
  • Hierbij spuit men een vaccin in, dit bevat dode of verzwakte ziekteverwekkers.
  •  Als je later geïnfecteerd wordt maken je geheugencellen gelijk het antistof aan.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Kan een antistof voor verschillende ziekte werken?
A
Ja
B
Alleen bij ziektes uit dezelfde groep.
C
Als de ziekte bijna hetzelfde is, werkt de antistof.
D
Nee elke type ziekte heeft een andere antistof

Slide 8 - Quizvraag

In de afbeelding zijn drie delen genummerd.
Hoe heten de genummerde delen in de afbeelding?
A
1 antistof 2 ziekteverwekker 3 antigeen
B
1 antigeen 2 ziekteverwekker 3 antistof
C
1 ziekteverwekker 2 antistof 3 antigeen
D
1 antigeen 2 antistof 3 ziekteverwekker

Slide 9 - Quizvraag

bloedstolling 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat zorgt ervoor dat er draden ontstaan.
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplasma
D
Bloedplaatjes

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet de stof die ontstaat na deze omzetting?
A
hemaglobine
B
Ferritine
C
Fibrine
D
Fibrinogeen

Slide 13 - Quizvraag

De bloedplaatjes en bloedcellen blijven hangen in.
A
Een netwerk van witte bloedcellen
B
Fibrinedraden
C
Draden van bloedplaatjes
D
Een netwerk van rode bloedcellen

Slide 14 - Quizvraag

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 15 - Tekstslide

Video: Sanquin

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

0

Slide 18 - Video

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 19 - Quizvraag

Welke bloedgroep is hier bepaald?
A
Bloedgroep B +
B
Bloedgroep 0 -
C
Bloedgroep A +
D
Bloedgroep AB +

Slide 20 - Quizvraag

Welke bloedgroep is hier bepaald?
A
Bloedgroep B +
B
Bloedgroep 0 -
C
Bloedgroep A +
D
Bloedgroep AB -

Slide 21 - Quizvraag

Je bepaalt de bloedgroep mbv de kolomtechniek:
Kolom anti-A: geeft klontering
Kolom anti-B: geeft klontering
Kolom anti-Rhesus: geeft geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 22 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 23 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep B.
Van welke donor kan deze persoon bloed ontvangen?
A
Van iemand met bloedgroep B
B
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep O
C
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep AB
D
Van iemand met bloedgroep B, AB of O

Slide 24 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep A en wil zijn bloed aanbieden aan iemand met bloedgroep B. Dit kan niet omdat?
A
Bloedgroep B bevat anti-A.
B
Bloedgroep B bevat anti-B.
C
Bloedgroep B bevat antigeen-A.
D
Bloedgroep B bevat antigeen-B.

Slide 25 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan van iedereen bloed ontvangen?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 26 - Quizvraag

Aan welke bloedgroep kan O bloed geven?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 27 - Quizvraag

Bloedgroep O is een geweldige bloeddonor, hij kan aan iedereen doneren omdat:
A
hij geen antistoffen heeft
B
hij geen antigenen heeft

Slide 28 - Quizvraag

0

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Rhesusfactor
Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.

Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen. 
Rhesusbaby

Slide 31 - Tekstslide