H3 §3.1 t/m §3.4 Van de bergen naar de zee herhaling

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bron
Benedenloop
Bovenloop
Monding 
Middenloop

Slide 2 - Sleepvraag

Eind
morene
gletsjer
rivier
Zijmorenen
 gletsjer

Slide 3 - Sleepvraag

Welk van de onderstaande begrippen heeft niets te maken met een gletsjer:
A
Eeuwige sneeuw
B
Morenen
C
U-dal
D
V-dal

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor materiaal vervoert een gletsjer:
A
Steen, grind en zand
B
Steen, zand en klei
C
Klei, grind en zand
D
IJs

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord past het beste bij de benedenloop van een rivier?
A
bron
B
grondwater
C
monding
D
zand

Slide 6 - Quizvraag


A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 7 - Quizvraag


A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 8 - Quizvraag


A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 9 - Quizvraag

Een rivier stroomt in de bovenloop...
A
Langzaam
B
Snel

Slide 10 - Quizvraag

Welke woorden horen bij de bovenloop van een rivier?
A
Sedimentatie
B
Erosie
C
V-dalen
D
U-dalen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is erosie ook al weer?
A
het neerleggen van meegenomen puin
B
het breken van gesteente onder invloed van het weer
C
het uitschuren van het landschap door ijs, water en wind
D
het neerleggen van grind in de monding van een rivier

Slide 12 - Quizvraag

Wat is sedimentatie ook al weer?
A
het neerleggen van meegenomen puin
B
het naar beneden schuiven van een ijsmassa
C
het uitschuren van het landschap
D
het meenemen van grind naar de monding van een rivier

Slide 13 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Overloop

Slide 14 - Quizvraag

Gletsjers zorgen voor ...
A
V-dalen
B
U-dalen

Slide 15 - Quizvraag

Een V-dal ontstaat bij...
A
insnijding door een rivier
B
Gletsjers
C
Zandbanken
D
Een Delta

Slide 16 - Quizvraag

Welk van de onderstaande woorden heeft niets te maken met rivieren:
A
Erosie
B
Sedimentatie
C
Gletsjers
D
Morenen

Slide 17 - Quizvraag

De waterkringloop wordt aangedreven door ...
A
Rivieren
B
Gletsjers
C
Verdamping
D
De zon

Slide 18 - Quizvraag

Bij de korte waterkringloop stroomt het water via gletsjers en rivieren terug naar zee
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Water dat verandert in kleine druppeltjes is een voorbeeld van: …..
A
smelten
B
condensatie
C
verdamping
D
de waterkringloop

Slide 20 - Quizvraag

Welke kleur laat het stroomgebied van de Rijn zien?
A
Blauw
B
Oranje
C
Groen
D
Geel

Slide 21 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de waterkringloop?
A
Condensatie
B
Verdamping
C
Sedimentatie
D
Neerslag

Slide 22 - Quizvraag

De meeste sedimentatie vind je voornamelijk in de ..........?
A
Benedenloop
B
Middenloop
C
Bovenloop
D
Monding

Slide 23 - Quizvraag

In welke volgorde overheersen de processen in rivieren van hoog (in de bergen) naar laag (dichtbij de zee)
A
erosie - transport -sedimentatie
B
sedimentatie - erosie - transport
C
sedimentatie - transport - erosie
D
transport - erosie - sedimentatie

Slide 24 - Quizvraag

De waterkringloop start.......
A
in de bergen
B
in de zee
C

Slide 25 - Quizvraag

Dit dal is duidelijk gemaakt door
A
de zee
B
een gletsjer
C
een berg beek
D
een grote rivier

Slide 26 - Quizvraag

Verwering is
A
Het uitslijten van het landschap door gesteente
B
Het afschuren van bergen door gletsjers
C
Het uiteenvallen van gesteente (rotsen) door weer of en plantengroei
D
Het neerleggen van gesteente of zand door wind, water of ijs

Slide 27 - Quizvraag

Dit dal is gevormd door een...
A
Gletsjer
B
Rivier

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn stuwwallen?
A
Heuvels omhoog geduwd door het ijs.
B
Gebied tussen de rivier en de hoge dijken.
C
Kringen onder je ogen
D
Door de mens gemaakte woonheuvels.

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn duinen?
A
Door de wind opgewaaide zandheuvels
B
Hoge zandheuvels gemaakt door mensen
C
Het afbrokkelen van gesteente
D
Een puinhelling

Slide 30 - Quizvraag

Duinen zijn door ...
A
mensen gemaakt
B
de natuur gemaakt

Slide 31 - Quizvraag

Na de ijstijd .......de zeespiegel.
A
daalde
B
steeg

Slide 32 - Quizvraag

Eb en vloed
A
de vloedstroom is sneller dan de ebstroom
B
de ebstroom is sneller dan de vloedstroom

Slide 33 - Quizvraag

Wat hebben hunebedden met de ijstijd te maken?
A
In de ijstijd maakten mensen Hunebedden
B
Hunebedden hebben niets met de ijstijd te maken
C
Door het ijs vond er veel verwering plaats
D
De zwerfstenen zijn meegekomen met het ijs uit scandinavië

Slide 34 - Quizvraag

Verwering
Erosie
Sedimentatie

Slide 35 - Sleepvraag