Verhaalsommen tompouce

Tompoucen
Een hele lekkere rekenles vandaag: 
we gaan rekenen met tompoucen! 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tompoucen
Een hele lekkere rekenles vandaag: 
we gaan rekenen met tompoucen! 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video


Een tompouce heeft twee laagjes bladerdeeg.
Er liggen 5 tompoucen.
Hoeveel laagjes bladerdeeg hebben die samen?
A
10
B
5
C
2
D
15

Slide 3 - Quizvraag

In de koeling liggen 20 tompoucen
Een mevrouw koopt er 5.
We willen weten hoeveel tompoucen er over zijn.
Welke som moeten we dan maken?
A
5 x 20 =
B
20 + 5 =
C
5 + 20 =
D
20 - 5 =

Slide 4 - Quizvraag


Het goede antwoord was 20 -5 =
Wat is daarop het antwoord?
A
10
B
5
C
2
D
15

Slide 5 - Quizvraag

Op maandag verkopen ze 30 tompoucen.
Op dinsdag verkopen ze 25 tompoucen.
Op woensdag verkopen ze 31 tompoucen.
Op welke dag verkopen ze de meeste?
A
Maandag
B
Dinsdag
C
Woensdag

Slide 6 - Quizvraag


Er zijn 6 klanten. Ze willen allemaal 2 tompoucen.
Hoeveel tompoucen zijn dat in totaal?
A
2
B
12
C
6
D
16

Slide 7 - Quizvraag


Er lagen nog 12 tompoucen in de koeling.
Er komt een bestelling van 20 tompoucen!
Hoeveel moeten ze er bij maken?
A
12
B
22
C
2
D
8

Slide 8 - Quizvraag


Om de tompoucen te maken zijn er 6 eieren nodig.
Er zitten er al 4 in de kom.
Hoeveel eieren zijn er nog nodig?
A
2
B
10
C
4
D
8

Slide 9 - Quizvraag

Iedereen koopt tompoucen.
Tom koopt er 13, Stan koopt er 12,
Sem koopt er 20 en Julia koopt er 21.
Wie koopt er de meeste tompoucen?
A
Tom
B
Stan
C
Sem
D
Julia

Slide 10 - Quizvraag

De bakker gaat aan de slag voor morgen.
Hij heeft morgen 20 tompoucen nodig.
Hij heeft er nog 5 over van vandaag.
Hoeveel moet hij er nog bij maken?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 11 - Quizvraag


De bakker heeft 20 eetlepels suiker nodig.
Hij heeft er al 12.
Hoeveel moeten er nog bij?
A
32
B
8
C
18
D
12

Slide 12 - Quizvraag


Er passen 5 tompoucen in een doosje.
Een mevrouw koopt 10 tompoucen.
Passen alle 10 de tompoucen in 1 doosje?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag


Er passen 5 tompoucen in een doosje.
Een mevrouw koopt 10 tompoucen.
Hoeveel doosjes hebben ze dan nodig?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide