V5 Ismen oefenen

Oefenen met de ismen
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: 
nationalisme, liberalisme, confessionalisme, socialisme, feminisme
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen met de ismen
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: 
nationalisme, liberalisme, confessionalisme, socialisme, feminisme

Slide 1 - Tekstslide

Wat was geen speerpunt van
het liberalisme?
A
Afschaffing censuskiesrecht
B
Vrijheid van individu tegenover de overheid
C
Economische vrijheid
D
Beperken macht koningen

Slide 2 - Quizvraag

Veel fabrikanten waren voor het economisch liberalisme. Waarom?

A
De overheid maakte zo weinig mogelijk wetten en gaf de ondernemers vrijheid. Dat stond de fabrikanten wel aan
B
De overheid maakte alleen wetten die in het voordeel waren van de ondernemers. Dat sprak de fabrikanten wel aan.
C
De overheid maakte alleen wetten om de arbeiders te beschermen, dat vonden de fabrikanten ook belangrijk
D
De overheid maakte wetten die zowel voor de arbeiders als de ondernemers voordelig waren. Dat was ook in het voordeel van de fabrikanten.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van het Liberalisme?
A
Persoonlijke vrijheid
B
Weinig regels voor de economie
C
Actieve rol van de overheid
D
Passieve rol van de overheid

Slide 4 - Quizvraag

Nationalisme
Socialisme
Liberalisme

Conservatisme
Arbeiders
Burgerij
Vrijheid
Individu
Natiestaat
Adel

Slide 5 - Sleepvraag

Socialisme
Liberalisme
Fabrieks arbeiders
Fabrieksbazen
Grote rol overheid
Kleine rol overheid
Gelijkheid
Vrijheid
Sociale Kwestie

Slide 6 - Sleepvraag

Welk begrip past het best bij de uitleg: "Een stroming die ernaar streeft om godsdienstige overtuigingen binnen de politiek ten uitvoer te brengen"
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Nationalisme
D
Liberalisme

Slide 7 - Quizvraag

Wie zijn de aanhangers van liberalisme?
A
Arbeiders
B
Gelovigen
C
Rijke mensen en fabriekseigenaren
D
Conservatieven

Slide 8 - Quizvraag

Sleep de juiste aspecten naar de bijbehorende politieke stroming
Liberalisme
Socialisme
Feminisme
Vrijheid, geen overheidsbemoeienis
Gelijkheid en een actieve overheid om dit te regelen
Gelijkheid, ook voor de vrouwen

Slide 9 - Sleepvraag

Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Conservatisme
Feminisme
Een persoon is vrij en mag niet in haar vrijheid beperkt worden door de overheid!
Mensen mogen denken zoals zij willen, zeggen wat ze willen en schrijven wat ze willen.
De overheid mag zich niet bemoeien met het bedrijfsleven!
De overheid mag alleen zorgen voor veiligheid
Arbeiders moeten in opstand komen tegen de rijke burgers.
De overheid dient alle productiemiddelen eerlijk te verdelen over de arbeiders
Iedereen is gelijk, ongeacht afkomst, religie of inkomen
De overheid moet zich veel met het leven bemoeien om sociaal-maatschappelijke problemen te voorkomen en op te lossen.
Het Christendom heeft een belangrijke plaats binnen de politiek
Een goede samenleving is een zo’n Christelijk mogelijke samenleving
Bijzonder onderwijs moet betaald worden door de overheid.
De overheid dankt haar macht aan God, niet aan het volk.
Verandering moet langzaam en doordacht gebeuren, niet op een revolutionair tempo.
De koning moet enige vorm van macht behouden.
Niet iedereen zou mogen stemmen. Alleen mensen van bepaalde status of inkomen.
Iedereen heeft een vaste plaats in de samenleving. Een vorm van gelaagdheid.
Vrouwen zouden ook mogen stemmen
Vrouwen zouden ook mogen studeren.
Vrouwen zijn gelijk aan mannen!
Niet alleen mannen hoeven een rol te spelen in de politiek!

Slide 10 - Sleepvraag

Welk isme?
A
feminisme
B
liberalisme
C
communisme
D
confessionalisme

Slide 11 - Quizvraag

Het confessionalisme is een stroming
A
die je kunt beschouwen als een reactie op ideeën van de verlichting
B
waarin de ideeën van de verlichting juist overgenomen worden
C
die structureel opkomt voor de belangen van de arbeiders
D
die zich afzet tegen de groeiende macht van de monarchen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
Het besef dat er een oplossing moet komen voor de slecht woon- en leefomstandigheden van arbeiders
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.

Slide 13 - Quizvraag