In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Zakelijke e-mail schrijven
Wat weet je al?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk je aan bij een zakelijke brief?
Slide 3 - Woordweb
Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de brief schrijft.
B
Degene die de brief schrijft.
Slide 4 - Quizvraag
Kies de juiste schrijfwijze voor de plaats en de datum in een zakelijke e-mail
A
Amsterdam 2 november 2016
B
Amsterdam, 2 November 2016
C
Amsterdam, 2 november 2016
D
Amsterdam, 2-11-2016
Slide 5 - Quizvraag
Kies de juiste aanhef als je de geadresseerde niet kent
A
Geachte heer mevrouw,
B
Geachte heren en mevrouwen
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte heer/mevrouw,
Slide 6 - Quizvraag
De eerste zin van de e-mail begint met een hoofdletter.
A
Niet waar, de aanhef eindigt met een komma en daarna krijg je nooit een hoofdletter.
B
Waar. In de zakelijke e-mail begint de eerste zin toch met een hoofdletter.
Slide 7 - Quizvraag
In de tekst van een zakelijke e-mail gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt 3 alinea’s: inleiding , kern en een afsluiting.
C
Niet waar: je gebruikt 2 alinea's: inleiding en kern
Slide 8 - Quizvraag
Kies de juiste schrijfwijze(n) voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,
Slide 9 - Quizvraag
In een zakelijke brief gebruik je formele taal.
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 10 - Quizvraag
Kies het juiste adres:
A
connect college
Maasbrachterweg 22
6101 XX Echt
B
Connect College
Maasbrachterweg 22
6101 XX Echt
C
Connect College
Maasbrachterweg 22
Echt 6101 XX
Slide 11 - Quizvraag
Kies de juiste slotgroet:
A
Met vriendelijke groet
Naam Achternaam
B
Met vriendelijke groet,
Naam
C
Met vriendelijke groet,
Naam Achternaam
D
Met vriendelijke groet,
Naam Achternaam
Slide 12 - Quizvraag
Voorbeeld
typ correct de adressen en in de juiste volgorde (1 en 3)
vergeet niet de dagtekening (2)
denk aan witregels
typ een correcte aanhef en denk aan de komma (5)
in de eerste alinea beschrijf je waarom je de brief hebt gestuurd (aanleiding) (6)
in de tweede alinea geef je meer informatie over jouw onderwerp, mag meer dan 1 alinea zijn ! (7)
formuleer een nette slotalinea met bijvoorbeeld een verzoek. Slot is één alinea. (8)
onder de slotgroet typ je jou naam en achternaam (9 en 10)
Slide 13 - Tekstslide
OEFENEN HOOFDLETTERS
De volgende opdrachten gaan over het gebruik van hoofdletters.
Kies het juiste antwoord voor het woord dat tussen haakjes staat.
Fouten maken mag, maar verbeter deze wel!
Slide 14 - Tekstslide
Het woord tussen haakjes moet met hoofdletter: (de) slimme leerling verdiende veel geld door zijn pennen te verhuren.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Het woord tussen haakjes moet met hoofdletter: Op zaterdag gaan Piet en Jan altijd naar (zwolle) om boodschappen te doen.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Het woord tussen haakjes moet met hoofdletter: Het is pas (september), maar de pepernoten liggen al in de winkels.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Het woord tussen haakjes moet met hoofdletter: Bestel jij in de zomer wel eens kleren bij (wehkamp)?
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
OEFENEN KOMMA'S
Neem de volgende zinnen over en schrijf een komma waar nodig.
Fouten maken mag, maar verbeter deze wel!
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf een komma waar nodig. Neem de hele zin over: Als je het Nathan aardig vraagt wil hij je wel helpen met apps installeren op je telefoon.
Slide 20 - Open vraag
Schrijf een komma waar nodig. Neem de hele zin over: Rudolf doet eindexamen voor Nederlands Engels en wiskunde maar niet voor Spaans.
Slide 21 - Open vraag
Schrijf een komma waar nodig. Neem de hele zin over: Veel vluchten liepen vertraging op doordat op Schiphol een vliegtuig met motorproblemen landde.
Slide 22 - Open vraag
Schrijf een komma waar nodig. Neem de hele zin over: Toen mijn telefoon kapotviel was dat echt een ramp!
Slide 23 - Open vraag
Neem de volgende zinnen helemaal over. Noteer hoofdletter, punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens waar dat moet.
Fouten maken mag, maar verbeter deze wel!
Slide 24 - Tekstslide
deze zomer is mislukt want het heeft alleen maar geregend
Slide 25 - Open vraag
zullen we met Halloween een verkleedfeest geven of hebben jullie daar geen zin in
Slide 26 - Open vraag
wist jij dat bij de zara de spijkerbroeken in de aanbieding zijn
Slide 27 - Open vraag
zo'n zestig procent van alle scholieren heeft in juli en augustus een bijbaantje
Slide 28 - Open vraag
Je schrijft een klachtenbrief over een keukenplank van hout. Wat is juist?
A
Het hout is verbrandt.
B
Het hout is verbrand.
Slide 29 - Quizvraag
Je schrijft een mail met een klacht en legt de situatie uit. "Het gebeur... regelmatig dat mijn wekker afgaat, zonder dat ik die heb ingesteld". Wat is juist?
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin is?
Zal ik voor jou ook een eitje bakken?
A
een eitje
B
jou
C
voor jou
D
geen mv
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp? Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied
Slide 34 - Quizvraag
Oefening
Maak nu zelf de zakelijke brief bloedbank Sanquin af :
Kijk de brief van een ander na.
Of ga samen met de docent aan de slag met de zakelijke brief.