P2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. De zes verschillende voedingsstoffen kunnen benoemen
2. Het verschil tussen een voedingsstof en een voedingsmiddel uitleggen
3. De functies kunnen benomen van de verschillende voedingsstoffen 

Slide 2 - Tekstslide

Welke voedingsmiddelen
of voedingsstoffen ken je?

Slide 3 - Woordweb

Alles wat je eet of drinkt =
Voedingsmiddel 

Slide 4 - Tekstslide


We delen de voedingsmiddelen in: 
Plantaardig
Dierlijk
Plantaardig en dierlijk

Slide 5 - Tekstslide

Elk voedingsmiddel bevat voedingsstoffen
Voedingsstoffen worden opgenomen door je lichaam
De bruikbare bestanddelen moeten afgebroken worden tot stoffen die door het lichaam opgenomen kunnen worden

Slide 6 - Tekstslide

De voedingsstoffen: 
  • eiwitten
  • koolhydraten
  • vetten
  • water
  • mineralen (zouten)
  • vitaminen
Voedingsvezels
Komen voor in plantaardige voedingsmiddelen. 
Ze behoren niet tot de voedingsstoffen, maar zijn wel noodzakelijk voor bevordering van de stoelgang (het poepen/ontlasting). 

De mens kan de voedingsvezels niet verteren! 

Slide 7 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
  • Bouwstof
  • Brandstof
  • Beschermende stof
  • Reservestof
Belangrijk voor groei/ontwikkeling en herstel
Belangrijk voor de energie.
Groei, herstel, ontwikkeling, op peil houden van lichaamstemperatuur

voor de weerstand. 
Worden opgeslagen in je lichaam. 
Je hebt ze niet direct nodig, maar ze kunnen later gebruikt worden

Slide 8 - Tekstslide

Eiwitten
  • Belangrijke bouwstof 
  • Organen bestaan voor een groot deel uit eiwitten 
  • Alle enzymen zijn
    speciale eiwitten 
  • Een teveel aan eiwitten wordt verbrand

Slide 9 - Tekstslide

Koolhydraten
    Tekst
    • Glucose, zetmeel en suiker 
    • Voornamelijk plantaardige voedingsmiddelen 
    • Belangrijke brandstof
    • Glucose kan deels worden opgenomen 
    • Bij opslag wordt glucose door spieren en lever omgezet in glycogeen (reservestof)
    • Glucose kan omgezet worden in vet

    Slide 10 - Tekstslide

    Vetten
    • Brandstof en bouwstof
    • Als je te veel vet binnenkrijgt, dan sla je dit op in de vetlaag onder je huid.  

    Dierlijke vetten = verzadigd (ongezond) 
    Plantaardige vetten = onverzadigd (gezond)
      • grote kans op hart en vaatziekten
      • Minder gezond
      • Kunnen gebruikt worden als brandstof
      Worden voornamelijk gebruikt als bouwstof (vorming celmembranen)

      Slide 11 - Tekstslide

      Water
      • Bouwstof
      • Lichaam bestaat voor 60% uit water 
      • Belangrijk voor vervoer in je lichaam
      • Drank, fruit en groenten bevatten water  

      Slide 12 - Tekstslide

      Mineralen
      • Calcium, fluoride, ijzer, natrium
        en kalium
      • Bouwstof en beschermende stof 
        Calcium: goed voor de botten
        Fluoride: goed voor het gebit
        IJzer: nodig voor vorming hemoglobine in het bloed

        Slide 13 - Tekstslide

        Vitaminen
        • Bouwstof of beschermende stof 
        • Belangrijke vitamines: A, B, C, D, E, K 
        • Eet gevarieerd om alle vitamines binnen te krijgen.
        • Te veel vitaminen kan schadelijk zijn! 

          Slide 14 - Tekstslide

          Voedingsstoffen aantonen
          Voedingsstoffen kun je aantonen met een: 
          indicator 
          Joodoplossing is de indicator voor zetmeel

          Slide 15 - Tekstslide