Taalverzorging les 3 en 4 (3.8/1.9/2.9)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Les 3

Planning

• Quizje woordsoorten
• Herhalen tw en kww
• Vragen over de weektaak
• Aan de slag
  
• Afsluiting van de les

Welke werkwoordsoort heeft een duidelijke betekenis?

1. hww
2. zww
3. kww

Een hulpwerkwoord kan in zijn eentje een gezegde vormen.

1. waar
2. niet waar

Hoe weet je of een werkwoord een koppelwerkwoord is?

Ik wil later beroemd worden.

1. wil = hww worden = zww
2. wil = hww worden = kww
3. wil = kww worden = zww
4. wil = zww worden = hww

In een gezegde staat altijd maar
1 zww of 1 kww.

1. waar
2. niet waar

Ik geef haar(1) haar(2) boek terug.

1. 1 : psv 2: bzv
2. 1: bzv 2: bzv
3. 1: psv 2: psv
4. 1: bzv 2: psv

Waar, wie, wat voor en welke zijn vragende voornaamwoorden.

1. waar
2. niet waar

Heb jij je warm aangekleed?

1. jij: psv je: bzv
2. jij: psv je: psv
3. jij: psv je: wvn
4. jij: bzv je: wvn

Ik zit op de middelste rij
in de bioscoop.
Middelste =

1. bn
2. bhtw
3. ortw
4. brtw

Jij hebt echt veel schoenen!

Veel =

1. bn
2. ohtw
3. zn
4. ortw

Ik heb vanochtend hardgelopen.
Welke tijd?

1. o.t.t.t.
2. v.v.t.
3. v.t.t.t.
4. v.t.t.

Het pakketje zou vandaag aankomen.
Welke tijd?

1. o.t.t.t.
2. o.v.t.t.
3. v.v.t.
4. v.t.t.

Hoofdtelwoorden (htw)

 => hoeveelheid.

Ik heb er....

• drie
• zevenhonderd
• veel
• (een) paar

Rangtelwoorden (rtw)

=> rangorde

Ik sta als .... in de rij.

• eerste
• zesde
• laatste
• zoveelste

Telwoorden (tw / p. 141)

Hoofdtelwoorden (htw)

 => hoeveelheid.

Bepaald: precies

• drie
• zevenhonderd

Onbepaald: niet precies

• veel
• (een) paar

Rangtelwoorden (rtw)

=> rangorde

Bepaald: precies

• eerste
• zesde

Onbepaald: niet precies

• laatste
• zoveelste

Telwoorden (tw / p. 141)

Koppelwerkwoorden (p. 217)

• Bekend: zijn, worden, blijven.
• Uitbreiding: blijken, lijken, schijnen, heten en vóórkomen.

kww hoort bij het naamwoordelijk gezegde

koppelt betekenis aan het onderwerp

                     De hardloper is ontzettend snel.

zwabbels h(d)v

Koppelwerkwoorden

1. Koppelt een naamwoord aan het onderwerp. Het is iets. 
2. Doe de wisseltruc.

De taxichauffeur is heel oud.

Deze artiest is heel beroemd geworden.

Het zou weleens mooi weer kunnen worden.

Weektaak

1.8: 1-1 tot en met 1-3 (digitaal)

1.8: 8, 10 en 13-1 tot en met 13-4 (digitaal)

Werkmoment = weektaak

• Ga met de weektaak bezig.
• Opdracht rood? Vraag mij te resetten.

Vraag?

1. Lees de theorie.
2. Overleg (zachtjes) met je buur.
3. Vraag mij.

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?

Welke vragen heb je?

Les 4

Planning

• Theorie 1.9 en 2.9
• Vragen over de opdrachten tot nu toe?
  
• Aan de slag
  
• Afsluiting van de les

Leestekens (bekend)

punt                                  vraagteken                            uitroepteken

komma=> opsomming, tussen twee pv's, tussen bn

Ik houd van pizza, patat, poffertjes en pannenkoeken.

Als je veel oefent, word je een betere speller.

Een grote, mooie, rode ballon.

Aanhalingstekens

• citeren (letterlijk opschrijven wat iemand zegt)

'Hoi,' zei het meisje toen ze Kevin zag staan.

Kevin zei: 'Hallo.'

'Zullen we,' vroeg ze, 'een ijsje gaan eten?'

7X

Aanhalingstekens

• Stukje tekst letterlijk overschrijven.

 Volgens Van Dale is citeren: 'een passage uit andermans werk overnemen in een eigen werk, meestal met bronvermelding.'

• Speciale aandacht voor een woord.

 Hoe spel je 'abonnee'?

1.9 pagina 70

Dubbele punt :

1. opsomming
2. uitleg/voorbeeld
3. citaat

Puntkomma ;

1. belangrijke band tussen twee zinnen
2. verdelen van een opsomming

2.9 HOOFDLETTERS (p. 148)

• Je begint iedere zin met een hoofdletter. 
• Je begint het citaat met een hoofdletter.

 

• Eigennamen (straten, talen, aardrijkskundige namen, merk)
• Feestdagen en historische gebeurtenissen met hoofdletter. 

• Namen van maanden en dagen NIET met een hoofdletter.
  

100 activisten

's Nachts

afleiding/samenstelling met feestdagen

=> dan niet kerstballen/ paaseieren

Namen met tussenvoegsel

• Op de bank zat meneer De Vries.
• Mevrouw K. de Vries zat op een stoel.
• Kees van Putten is getrouwd met hun dochter.
• Zij heet mevrouw Van Putten-de Vries.
• Maar ze noemt zichzelf Melanie van Putten.

Vragen over opdrachten

Werkmoment = weektaak

• Ga met de weektaak bezig.
• Opdracht rood? Vraag mij te resetten.
• Alles af? Fictie taak of 1.4 weblog opdrachten: 2, 5 en 7.

Vraag?

1. Lees de theorie.
2. Overleg (zachtjes) met je buur.
3. Vraag mij.

Alle opdrachten van deze week zijn af

voor de eerste les van volgende week.

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?

Welke vragen heb je?