6.1 De Gouden Eeuw van Nederland

H6 Tijd van Regenten en Vorsten:

Par. 1 ➡ Nederland in de Gouden Eeuw
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H6 Tijd van Regenten en Vorsten:

Par. 1 ➡ Nederland in de Gouden Eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen deze paragraaf:
  1. Ik weet wanneer de tijd van Regenten en Vorsten was.
  2. Ik kan tenminste 2 dingen opnoemen waarom we spreken van de Gouden Eeuw.
  3. Ik  kan de gebieden opnoemen waarmee Nederland handelde.
  4. Ik kan uitleggen hoe de stapelmarkt werkte.
  5. Ik kan met een voorbeeld duidelijk maken wat kapitalisme is.
  6. Ik gebruik de woorden vraag en aanbod als ik het woord 'winst' ga uitleggen.
  7. Ik weet wat de oorzaak is van de groei van de steden.
  8. Ik kan oorzaak en gevolg aangeven bij een situatie.

Slide 2 - Tekstslide

  • Tijdvak 6 
  • 1600-1700
  • 17e eeuw
  • Regent = iemand die het land bestuurt
  • Vorst = koning
  • 1648: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Tijd van Regenten en Vorsten

Slide 3 - Tekstslide

  • Nederland was in die tijd het rijkste land ter wereld!
  • Handel van over de hele wereld liep via Amsterdam.
  • Er werd veel geld verdiend door de handelaren. 
  • Bekijk de video op de volgende slide!
Waarom Gouden Eeuw?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Handel - Amsterdam - stapelmarkt
Bekijk de kaart:
wat halen we uit de verschillende delen van de wereld?
Klik op het oogje voor meer informatie.
Stapelmarkt?
Amsterdam was de belangrijkste handelsstad in de Gouden Eeuw. Hier werden produkten van over de hele wereld naartoe gebracht. Ze werden in pakhuizen opgeslagen (opgestapeld) en later doorverkocht.
Amsterdam is hier heel rijk mee geworden. De mooie pakhuizen aan de grachten herinneren nog aan die tijd.

Slide 6 - Tekstslide

  • Handelaren hadden de schepen en  goederen in hun bezit. Ze waren dus heel rijk en machtig.
  • Ze wilden winst maken en steken geld in bedrijven. Ze hopen dat het bedrijf veel verkoopt en ze meer geld overhouden dan ze erin gestopt hebben. 
  • Dit systeem heet: kapitalisme.
  • Handel maakt gebruik van vraag en aanbod: wil iedereen het hebben dan gaat de prijs omhoog en omgekeerd.
  • Bekijk de video op de volgende slide.
Handel - vraag - aanbod - winst!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

OORZAAK - GEVOLG

Slide 9 - Tekstslide

Oorzaken:
  • de economie groeide in Nederland
  • Mensen werden rijker, gezonder en ouder
  • de bevolking groeit
Gevolg:
  • de stad wordt te klein
Gevolg:
  • nieuwe huizen gebouwd
  • langs brede grachten => grachtengordel 
Steden - bevolking - groeien - ruimtegebrek

Slide 10 - Tekstslide

Heb je een vraag steek je vinger op!
Vragen?

Slide 11 - Tekstslide

✔Check je leerdoelen door het maken van de oefenvragen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de Gouden eeuw?
A
Tijd waarin het heel goed gaat met Nederland.
B
Tijd waarin Nederland een koning had.
C
De eeuw waarin veel Nederlanders goud in huis hadden
D
Tijd waarin veel mensen arm worden door de handel.

Slide 13 - Quizvraag

Handel was in de Gouden Eeuw erg belangrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat past niet bij het begrip stapelmarkt?
A
goederen opslaan
B
Amsterdam
C
goederen verhandelen
D
Slavenhandel

Slide 15 - Quizvraag

Nieuw land dat ontstaat door dijken om een stuk water aan te leggen en het water weg te pompen noem je:...
A
Irrigatie
B
Een eiland
C
Zandkasteel
D
Droogmakerij

Slide 16 - Quizvraag

" Een ondernemer investeert in pakhuizen en schepen. Dat hoort bij.....
A
stapelmarkt
B
kapitalisme

Slide 17 - Quizvraag

De stapelmarkt is het gevolg van de rijkdom van Amsterdam
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Gouden Eeuw
Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 19 - Quizvraag

Welke begrip past het beste bij de afbeelding?
A
kapitalisme
B
stapelmarkt
C
handelaar
D
rijkdom

Slide 20 - Quizvraag

Dan ga je nu aan de slag!
Maak de opdrachten van 6.1, opdracht 1 t/m 4
Blz. 98 - 99 in je werkboek.

Slide 21 - Tekstslide