Learnbeat 2.2

Learnbeat 2.2
Grammatica 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Learnbeat 2.2
Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

School tv

Slide 2 - Tekstslide

2.2 Inhoud Mavo

  • Voorzetsels
  • Vaste voorzetsels
  • Bijwoord
  • Scheidbare werkwoorden
  • Werkwoordelijk gezegde met "te" en met "aan het''  
2.2 Inhoud Kader

  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Ja/nee vraag
  • Open vraag 
  • Gebiedende wijs zin 

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels 

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoord - voorbeeld

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoord - uitleg 
Een bijwoord geeft altijd extra informatie:


1. over een werkwoord : Hij loopt hard. (Hoe loopt hij? Hard.)
2.over een ander bijwoord: Hij loopt ontzettend hard. (Hoe hard loopt hij? Ontzettend hard.)
3. over een bijvoeglijk naamwoord: De super knappe jongen loopt hard. (Hoe knap is de jongen?  Super knap)
4. over plaats of tijd: Daar moet je naartoe. Dan moet je komen. (Waar moet je naartoe? Daarnaartoe. Wanneer moet je komen? Dan)


Slide 6 - Tekstslide

Welk woord is een voorzetsel?
A
een
B
achter
C
berg
D
grote

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is een voorzetsel?
A
lucht
B
het
C
boven
D
mooi

Slide 8 - Quizvraag

Welke woord is geen voorzetsel?
A
tegenover
B
wanneer
C
van
D
langs

Slide 9 - Quizvraag

Welk vast voorzetsel?
Ronja is boos ... haar broertje.
A
met
B
van
C
op
D
over

Slide 10 - Quizvraag

Welk vast voorzetsel?
Laten we beginnen ... de les.
A
met
B
in
C
naar
D
bij

Slide 11 - Quizvraag

Welk vast voorzetsel?
Erik snakt ... wat frisse lucht.
A
in
B
naar
C
van
D
tussen

Slide 12 - Quizvraag

Welk vast voorzetsel?
België grenst ... Nederland.
A
onder
B
langs
C
tegen
D
aan

Slide 13 - Quizvraag

Welke 2 voorzetsels?
... haar psychloog praat Suze ... haar gevoelens.
A
tot en tegen
B
met en zonder
C
met en over
D
van en over

Slide 14 - Quizvraag

Scheidbare werkwoorden
hele werkwoord
persoonsvorm
voltooid deelwoord
opbellen
Ik bel je op
Ik heb je opgebeld.
meebrengen
Jan brengt Bello mee.
Jan heeft Bello meegebracht
afspreken 
Loes spreekt met haar tante af. 
Loes heeft met haar tante afgesproken
uitnodigen 
Ik nodig vrienden uit
Ik heb vrienden uitgenodigd

Slide 15 - Tekstslide

Scheibare werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide