Keuzemenu toetsweek

Voorbereiden toetsweek
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiden toetsweek

Slide 1 - Tekstslide

Toetsweek
4.3 Lezen
informeren / amuseren
instructies 
tijdsvolgorde signaalwoorden
verwijswoorden

4.5 Woorden
woordenlijst 30 woorden
begrippen / omschrijvingen herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Check je (voor)kennis
Pak je planagenda of een schrift erbij 

Inleiding / kern / slot (tweedeling en driedeling)
Signaalwoorden
Tekstverbanden: tegenstellend, opsommend, oorzaak-gevolg, tijdaangevend / tijdsvolgorde
Verwijswoorden
Tekstdoelen: informeren, overtuigen, amuseren, activeren, instrueren
Hoofdzaken en bijzaken
Kernzin / belangrijkste zin
Met elk woord uit de woordenlijst van 4.5 een zin kunnen maken

Slide 3 - Tekstslide

Woordenlijst
Groepjes van 2
Maak samen een verhaal met 10 woorden uit de woordenlijst.
Om de beurt schrijf je een zin.
De ander schrijft de volgende zin.

Mag best onzin zijn, maak er wat grappigs van!

In de zin moet ik zien dat je begrijpt wat het woord betekent (zonder dat je het woord uitlegt,
vb: "Supersnelheid is de unieke eigenschap van The Flash.)"

Slide 4 - Tekstslide

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 5 - Tekstslide

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ayoub
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 6 - Quizvraag

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Waar verwijst dat naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
Nederland
D
komt

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst daarom naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik

Slide 9 - Quizvraag

Keuzemenu
Maak een samenvatting van de theorie van 4.3 en 4.5

Maak van 4.3 vraag 2 t/m 6
Maak van 4.3 vraag 9 t/m 11
Maak van 4.5 vraag 11 (oefenen met de woordenlijst)
Gebruik 'Test Jezelf' in Talent Online
Markeer welke woorden je (nog) niet begrijpt
Lees in je leesboek
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoelen
Jullie herkennen signaalwoorden die horen bij het tekstverband van tijdsvolgorde.

Jullie kunnen deze signaalwoorden gebruiken om een instructie schrijven.

voorbereiden / schrijven / samen erop terugkijken 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het doel van een instructie?

Slide 18 - Open vraag

Instructie
= een uitleg in stappen hoe je iets moet doen
(p. 18 van je werkboek)

Slide 19 - Tekstslide

Waarom is een recept een goed voorbeeld van een instructie?

Slide 20 - Open vraag

Tekstdoel informeren
Je leest de tekst om iets te weten te komen.
Als je het tekstdoel weet, dan weet je wat je kunt verwachten van de tekst.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?
Haal de bananen uit de schil en prak fijn met een vork. 
Voeg eerst de eieren toe en kluts los. Meng de havermout erdoor. 
Verwarm ten slotte een grote koekenpan met een beetje olijfolie of kokosolie. Bak pannenkoekjes van ongeveer 10 centimeter doorsnee. Rooster daarvoor in een andere (droge) pan de kokosrasp goudbruin. Serveer de bananenpannenkoekjes met de blauwe bessen, kokos en eventueel wat honing of ahornsiroop.

Slide 23 - Tekstslide

Haal de bananen uit de schil en prak fijn met een vork. 
Voeg eerst de eieren toe en kluts los. Meng de havermout erdoor. 
Verwarm ten slotte een grote koekenpan met een beetje olijfolie of kokosolie. Bak pannenkoekjes van ongeveer 10 centimeter doorsnee. Rooster daarvoor in een andere (droge) pan de kokosrasp goudbruin. Serveer de bananenpannenkoekjes met de blauwe bessen, kokos en eventueel wat honing of ahornsiroop.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Haal eerst de bananen uit de schil en prak fijn met een vork. 
Voeg daarna de eieren toe en kluts los. Meng hierna de havermout erdoor. 
Verwarm intussen een grote koekenpan met een beetje olijfolie of kokosolie. Bak zodra de pan warm is pannenkoekjes van ongeveer 10 centimeter doorsnee. Rooster terwijl je de pannenkoekjes bakt in een andere (droge) pan de kokosrasp goudbruin. Serveer ten slotte de bananenpannenkoekjes met de blauwe bessen, kokos en eventueel wat honing of ahornsiroop.

Slide 26 - Tekstslide

"Ten tweede is het belangrijk om een goede tent mee te nemen op kamp."

Slide 27 - Tekstslide

Waarom wijst "ten tweede" in de zin "Ten tweede is het belangrijk om een goede tent mee te nemen op kamp." niet op een tijdsvolgorde?

Slide 28 - Open vraag

Signaalwoorden die wijzen op tijdsvolgorde
eerst, nadat, voordat, daarna, ten slotte, toen, terwijl, zodra

Het gaat om de volgorde.
De volgorde kan je niet veranderen.

Bij een opsomming maakt de volgorde niet uit.

Slide 29 - Tekstslide

Skillsbroodjes!
Wat was dit jaar het favoriete broodje?



Voor wie waren de recepten geschreven?
Wat is er dan belangrijk?

Slide 30 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Schrijf een recept voor je favoriete broodje of tosti.
Zorg ervoor dat er vijf signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven aan het recept worden toegevoegd. 

Jullie krijgen hiervoor 10 minuten de tijd.
 Maak van 4.3 Lezen vraag 9 of lees in je leesboek 

Slide 31 - Tekstslide

Haal eerst de bananen uit de schil en prak fijn met een vork. 
Voeg daarna de eieren toe en kluts los. Meng hierna de havermout erdoor. 
Verwarm intussen een grote koekenpan met een beetje olijfolie of kokosolie. Bak zodra de pan warm is pannenkoekjes van ongeveer 10 centimeter doorsnee. Rooster terwijl je de pannenkoekjes bakt in een andere (droge) pan de kokosrasp goudbruin. Serveer ten slotte de bananenpannenkoekjes met de blauwe bessen, kokos en eventueel wat honing of ahornsiroop.

Slide 32 - Tekstslide

Wissel jullie papieren uit
1. Zijn er minstens vijf verschillende signaalwoorden gebruikt die wijzen op een tijdsvolgorde?
2. Is de instructie nu beter op te volgen? Leg uit waarom wel of niet.

3. Vond je het moeilijk om de tekst te herschrijven? Leg uit waarom wel of niet. 
4. Zou je het de volgende keer anders aanpakken? Leg uit.

Slide 33 - Tekstslide