In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Telefoon in zakkie
Boek & schrijfspullen op tafel
Slide 1 - Tekstslide
Telefoon in zakkie
Boek & schrijfspullen op tafel
Klas 1Hb
Log in op lessonup
Slide 2 - Tekstslide
Telefoon in zakkie
Boek & schrijfspullen op tafel
Klas 1Hb
Log in op lessonup
Slide 3 - Tekstslide
Telefoon in zakkie
Boek & schrijfspullen op tafel
Klas 1Ha
Log in op lessonup
Slide 4 - Tekstslide
Planning
Terugblik vorige les
Basisstof 4 + 5: cellen + celkern
Huiswerk
Toets inzien
Slide 5 - Tekstslide
Hierboven zie je een torso zoals in het biologielokaal. Sleep de namen van de organen naar het juiste orgaan.
Nier
Longen
Lever
Luchtpijp
Aorta
Slide 6 - Sleepvraag
het skelet is geen orgaanstelsel
A
niet waar
B
waar
Slide 7 - Quizvraag
Bij welk organenstelsel hoort dit orgaan?
A
Bloedvatenstelsel
B
Zenuwstelsel
C
Beenderstelsel
D
Spierstelsel
Slide 8 - Quizvraag
Is deze plant een houtachtige of een kruidachtige plant?
A
Houtachtige plant
B
Kruidachtige plant
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt de delen van dierlijke en plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functie
Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
Slide 10 - Tekstslide
2.4 CELLEN & 2.5 DE CELKERN
Slide 11 - Tekstslide
In de herhaling
Wat weet je nog van 2.1 en 2.2?
Slide 12 - Tekstslide
Opperhuidcellen
Cellen met bladgroen
Nerf
Huidmondjes
Slide 13 - Sleepvraag
Organisatie niveaus van klein naar groot
Cellen
Weefsels
Organen
Orgaanstelsels
Oganisme
Slide 14 - Sleepvraag
Noem onderdelen van een plantencel
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Organisme
Slide 17 - Tekstslide
Organisme
Orgaanstelsel
Slide 18 - Tekstslide
Organisme
Orgaanstelsel
Orgaan
Slide 19 - Tekstslide
Organisme
Orgaanstelsel
Orgaan
cel
Slide 20 - Tekstslide
Cellen
Alle organismen bestaan uit cellen.
Bouwstenen van een organisme
Menselijk lichaam heeft 30.000.000.000 cellen.
Cellen onder de microscoop (foto’s zijn gemaakt met behulp van kleurstof)
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
verschillende vorm, verschillende functie
Slide 23 - Tekstslide
Dierlijke Cellen
cytoplasma: dikke vloeistof; water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes
celmembraan (vetten en eiwitten): scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving.
--> semi-doorlaatbaar
celkern: regelcentrum van de cel
Kern bevat kernplasma en is omgeven door een membraan: het kernmembraan
Slide 24 - Tekstslide
Dierlijke Cellen
Niet alles kan door het celmembraan heen (glucose niet, zuurstof wel). Voor sommige stoffen zitten er speciale eiwitten in het celmembraan.
Nuttige stoffen worden opgenomen, afvalstoffen kunnen naar buiten
Slide 25 - Tekstslide
Dierlijke Cellen
Cellen van dieren bevatten een dikke vloeistof: cytoplasma (water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes)
Daaromheen zit een dun vlies: celmembraan (vetten en eiwitten)
In het cytoplasma ligt het regelcentrum van de cel: decelkern
Kern bevat kernplasma en is omgeven door een membraan: hetkernmembraan
Slide 26 - Tekstslide
Plantaardige
Cellen
Hebben extra celonderdelen:
Vacuole: blaasje gevuld met vocht, opslag van stoffen en stevigheid
Celwand: laag om celmembraan, zorgt voor stevigheid. Is eigenlijk geen onderdeel van de cel maar tussencelstof!
Plastiden: korrels met speciale functie (bladgroenkorrels, kleurstofkorrels, zetmeelkorrels) in celplasma
Slide 27 - Tekstslide
Plastiden
Bladgroenkorrels: in groene delen van plant, fotosynthese
Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten een gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels: opslag van zetmeel
Korrels kunnen van ene type overgaan in het andere type!
Slide 28 - Tekstslide
Plastiden
Bladgroenkorrels: in groene delen van plant, fotosynthese
Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten een gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels: opslag van zetmeel
Korrels kunnen van ene type overgaan in het andere type!
Slide 29 - Tekstslide
Bladgroenkorrels: in groene delen van plant, fotosynthese
Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten een gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels: opslag van zetmeel
Korrels kunnen van ene type overgaan in het andere type!
Plastiden
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Celorganellen
Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen
Bijvoorbeeld: celkern, vacuole, plastiden
Slide 32 - Tekstslide
Organellen
- Celkern
- Ribosomen
- Mitochondriën
Slide 33 - Tekstslide
Celkern
Mitochondriën hebben een functie in de energievoorziening van de cel.
Ribosomen helpen met het maken van eiwitten.
Slide 34 - Tekstslide
De celkern
Alle genetische informatie ligt in je celkern.
Elke celkern heeft dezelfde informatie.
Slide 35 - Tekstslide
Celkern
In de celkern zitten chromosomen: regelen wat er in de cel gebeurt
Slide 36 - Tekstslide
Chromosomen
23 paar chromosomen, oftewel 46 chromosomen
Slide 37 - Tekstslide
Andere organismen hebben een ander aantal chromosomen
Slide 38 - Tekstslide
DNA
Bestaat uit de basen A, T, C en G
A wil alleen met T
C wil alleen met G
De volgorde van de basen bepaalt
de eigenschap.
Basenpaar
Slide 39 - Tekstslide
DNA
Een code voor een specifieke
eigenschap heet een gen.
Een erfelijke eigenschap is een
eigenschap in je DNA die je van je
ouders gekregen hebt.
Slide 40 - Tekstslide
Opdracht 8, blz 120
Code voor een gen is:
A C G A C T C A
Welke code hoort bij de bijbehorende streng?
Slide 41 - Tekstslide
Opdracht 8, blz 120
code voor een gen is:
A C G A C T C A
T G C T G A G T
Slide 42 - Tekstslide
Huiswerk
basisstof 4
opdracht 1, 3, 5 tm 7
blz. 112 tm 114
basisstof 5
opdracht 1 tm 5, 7, 8 en 9
Vragen over het huiswerk van vorige keer
Slide 43 - Tekstslide
Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel
Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel
Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel
Cel 2: Plantaardige cel
Slide 44 - Quizvraag
Deze cel heeft een celkern en een celwand. Wat voor cel kan het zijn?
A
dierlijke cel
B
plantaardige cel
C
prokaryote cel
D
virus cel
Slide 45 - Quizvraag
Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 46 - Quizvraag
Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Schimmelcel
Slide 47 - Quizvraag
Mitochondrien hebben de volgende functie in een cel:
A
Maken van eiwitten
B
Energievoorziening
C
Transport van water
D
Transport van glucose
Slide 48 - Quizvraag
Evaluatie Leerdoelen
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies
Slide 49 - Tekstslide
Leren flitskaarten BS 1, 2, 3 en 4 en de organen van de mens
Slide 50 - Tekstslide
Hierboven zie je een torso zoals in het biologielokaal. Een aantal organen zijn ernaast neergelegd.Sleep de namen van de organen naar het juiste orgaan.
Nier
Longen
Lever
Luchtpijp
Aorta
Slide 51 - Sleepvraag
Cellen van hetzelfde type liggen vaak bij elkaar. Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.