Period 6 lesson 3 Pearson section 3 Word order and the a/an rule

Speaking
Describing a picture.

You will see a picture.

You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Speaking
Describing a picture.

You will see a picture.

You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Period 6 lesson 1 Pearson section 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's class
How to sound like a native speaker

Pearson exam section 3:
writing.

word order, the a/an rule


Slide 3 - Tekstslide

Ask questions about the clock.
What time is it?
What will you be doing at this time?
3.25 AM or PM?
Speaking
Describing a picture.



You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
timer
0:25

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How to sound as a native speaker

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dutch and English are related

Slide 6 - Tekstslide

Beetje achtergrond informatie.

Leuk om te zeggen dat alle Europese talen afstammen van een bron: het Indo- Europees (Oekraine/Rusland)

Slide 7 - Video

Leuke video om aan te tonen hoe talen verwant kunnen zijn.
Dutch influences in English

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld van leenwoorden door geschiedenis. Geschiedenis van een land bepaald de verandering van de taal.

Slide 9 - Video

Deze komiek legt uit hoe je kan praten met een Nederlands "Engels" accent.

Hebben de studenten goed opgelet??
Daarna woordweb invullen.\

Juiste antwoorden in slide na het woordweb.
Dutch influences in English

Slide 10 - Woordweb

Hebben de studenten goed opgelet?
Which sound in English needs attention in your speaking?
The "round" vowel (medeklinker)
The hard "T"
The "R" sound
The "th" sound

Slide 11 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Just a minute!
Work in groups of 4

Each groupmember talks about a subject for 1 minute
Try to use as many different words as possible and pay attention to your pronunciation.



Slide 12 - Tekstslide

Studenten oefenen met hun uitspraak.
Je kan studenten vragen om elkaar feedback te geven op de uitspraak.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subjects
1.  Food
2. Vacation
3. Family
4. Holidays
5. Hobbies

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order.
DUTCH
Mijn vrienden willen vanavond naar een Italiaans restaurant gaan.

ENGLISH
My friends want to go to an Italian restaurant tonight.






Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
In het Nederlands ziet een standaard zin er zo uit:
 (wie) - (doet) -  (wanneer) - (waar) -   (wat)

In het Engels ziet een standaard zin er zo uit:
  • wie
  • doet
  • wat
  • waar
  • wanneer

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
I
last week
a blue shirt
in the shop
bought

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
Carolyn
right now
her dog
in the park
is walking

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
James
tomorrow
Jan a book
at school
will give

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
bijwoord
doet
wat
waar
wanneer
Word Order: bijwoord
They
on Friday
fish
at home
eat
always

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Lidwoorden (de/het/een) worden in het Engels (the/a/an) anders gebruikt dan in het Nederlands.

Why should you learn
 the a/an rule?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.
Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er was eens een oude boer die een gans had die elke dag een gouden ei legde. Het ei leverde de boer genoeg op voor een comfortabel leven.
Op een dag had de boer een idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" De domme boer sneed de buik van de gans open voor een overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. De boer realiseerde zich dat hij een grote fout had gemaakt.
Once upon a time, an old farmer had a goose that laid a golden egg every day. The egg gave the farmer enough to live a comfortable life.
One day, the farmer had an idea and thought: "Why just an egg a day? Why can't I have all the eggs at once?"
The foolish farmer cut the goose's stomach to get an abundance of golden eggs. He found nothing. The farmer realised he had made a huge mistake.
Pay attention to the a / an rule in English!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles = lidwoorden
Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the.
Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GPS

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles        A / AN
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker.
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker.
a pet              a teacher            a bike
a car              a door                  a room
an ear           an investigation         an officer
an apple      an answer                    an English man

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles        A / AN
Let op! Het gaat er niet om hoe je een woord schrijft, maar hoe het volgende woord klinkt.
an hour (je hoort our)
a university (je hoort juniversity)
an M&M (je hoort em&em)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
Pat and Jo
last year
on a trip
to Spain
have been

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Use An if the next word starts with
an ... sound.
A
a e i
B
a e i o
C
a e i o u
D
a e i o u y

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


To chose between
A or An you have to
...
A
... see how the next word is spelled.
B
... listen to how the next word sounds.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which sentence is correct?
A
Anna has a Apple.
B
Anna has an Apple.

Slide 32 - Quizvraag

Mnemonic:
Anna has an Apple.
Abraham has a Blackberry.


Which sentence is correct?
A
Abraham has a Blackberry.
B
Abraham has an Blackberry.

Slide 33 - Quizvraag

Mnemonic:
Anna has an Apple.
Abraham has a Blackberry.

I have to make
... appointment
with Mr Brown.
A
a
B
an

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Carla has ... idea for the party.
A
a
B
an

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... Union Jack stands for ... unity of ... United Kingdom.
A
a - an - the
B
an - an - the
C
an - a - the
D
the - the - the

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Does John drive ... yellow Mercedes?
A
a
B
an

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Eliott has
... university degree in German.
A
a
B
an

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Every day at lunch
I peel ... orange.
A
a
B
an

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


60 minutes is the same as ... hour.
A
a
B
an

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


This person drives
... English car.
A
a
B
an

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Have you ever
seen ... unicorn?
A
a
B
an

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

AN
A
union
bus
employer
hour
onion
email
clock
lawyer
umbrella
car

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which sentence
is correct?
A
I have sent a email.
B
I have sent an email.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies