2 Samengestelde zinnen

2 Samengestelde zinnen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

2 Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je leert over samengestelde zinnen
- Je leert samengestelde zinnen te herkennen
- Je weet dat samengestelde zinnen 2 (of meer) persoonsvormen heeft en 2 (of meer) onderwerpen
- Je herkent samengestelde zinnen via het voegwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan.

Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen bestaan uit twee of meer hoofdzinnen of een hoofdzin met een (of meer) bijzin die met elkaar verbonden zijn via een voegwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat samengestelde zinnen zijn en geef een voorbeeld.
Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen (en twee of meer onderwerpen).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

De soorten zinnen: 
Hoofdzin + hoofdzin
Ik eet een appel en ik drink thee.
Hoofdzin + bijzinnen
Ik ga naar de tandarts, omdat ik kiespijn heb. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
-  In de delen van samengestelde zinnen staat de persoonsvorm niet altijd op dezelfde plaats.

- Omdat ik hoofdpijn heb, ga ik naar de dokter. 
Ik ga naar de dokter, omdat ik hoofdpijn heb.
* Dit ligt aan de positie waar je het 
voegwoord plaatst, om de zinnen samen te stellen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen maken
Let bij het maken van samengestelde zinnen op de woordvolgorde. 
Samengestelde zinnen moeten grammaticaal kloppen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen: lastig? 
bekijk dan nog dit filmpje

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden in samengestelde zinnen
Hoofdzinnen kunnen we met elkaar verbinden. Dit zijn onafhankelijke zinnen van elkaar. Ze worden vaak samengesteld via de voegwoorden 'en', 'of', 'maar', 'want', 'doch', 'dan', 'dus'.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden in samengestelde zinnen
Een hoofdzin kunnen we ook met een bijzin verbinden. De bijzin is afhankelijk van de hoofdzin. Het is geen 'op zichzelf' bestaande zin en kan dus niet los van de hoofdzin voorkomen. Deze zinnen worden vaak samengesteld via de voegwoorden: omdat, terwijl, voordat, nadat, zodat, toen, wanneer, etc.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Samengestelde zinnen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
A
In iedere zin staat een pv
B
Als er meerdere pv's in een zin staan, is het altijd een samengestelde zin.
C
In een hoofdzin staan de pv en het ow naast elkaar
D
In een bijzin staan de pv en het ow niet naast elkaar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij samengestelde zinnen
A
heb je een persoonsvorm
B
heb je geen persoonsvorm
C
heb je altijd meerdere persoonsvormen
D
heb je altijd twee persoonsvormen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je samengestelde zinnen maakt ...
A
Gebruik je een puntkomma.
B
Gebruik je een dubbele punt.
C
Gebruik je verbindingswoorden.
D
Gebruik je voegwoorden.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herken de
samengestelde zinnen.
A
Ron leest een boek en Lisa leest een krant.
B
Nadat ik veel ijs at, werd ik misselijk.
C
Je denkt steeds dat Sneep Harry dwarszit.
D
Zeist is een plaats die Harry goed kent.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij samengestelde zinnen
A
heb je altijd een voegwoord vooraan
B
heb je altijd een voegwoord tussen de zinnen
C
heb je geen voegwoord nodig
D
heb je soms een voegwoord vooraan en soms tussen de zinnen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
blz 313 t/m 316

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies