Cursus 6-Formuleren- § 3b Variatie in zinsopbouw

Vorige les
We've played this game befor
   Formuleren          blz. 238
§ 3 Variatie in     zinsgebruik

We've played this game before
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Vorige les
We've played this game befor
   Formuleren          blz. 238
§ 3 Variatie in     zinsgebruik

We've played this game before

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Planning doornemen (2 min)
Formuleren § 3 (40 min)
*Variatie in zinsopbouw*
Podcastopdracht vragen? (5 min)

Slide 2 - Tekstslide



Fictie
Podcast
Leesvaardigheid
§1 t/m 6


Toetsen:

Fictie
Podcast
Leesvaardigheid
Telt 3x mee
In de toetsweek

Slide 3 - Tekstslide

I LIKE YOU!

Slide 4 - Tekstslide

 Lesdoel

Aan het einde van deze les kan ik :




leren verschillende manieren van zinsopbouw te gebruiken om mijn schrijfvaardigheid te verbeteren.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
Het gebruik van verschillende zinsstructuren maakt de tekst levendiger en interessanter.
Geef een paar voorbeelden van teksten met een monotone zinsopbouw versus een tekst met variatie.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
Lees de volgende tekst:
Een glazenwasser uit Leeuwarden heeft gisteren een geweldige vondst gedaan. De man was zijn ronde aan het doen. Hij klom met een emmertje sop de ladder op bij het eerste huis in de straat. Hij zag op de vensterbank een gouden ketting liggen met een hangertje eraan. De bewoonster van het huis bleek die ketting al tijden kwijt te zijn. Het sieraad had grote emotionele waarde voor de vrouw. Ze was erg blij dat het nu teruggevonden was. Ze beloonde de glazenwasser met een lekker kopje koffie.
 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
In deze tekst hebben alle zinnen precies dezelfde volgorde: 
onderwerp (O) – persoonsvorm (P) – andere zinsdelen (A). 

Dat maakt de tekst saai. Daarom is niet alleen variatie in woordkeuze nodig, maar ook variatie in zinsopbouw: de volgorde van de zinsdelen. Zo kun je woorden extra aandacht geven, bijvoorbeeld door ze vooraan de zin te zetten.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
Zo varieer je in zinsopbouw:
Kies naast OPA ook de volgorde APO: 
ander zinsdeel – persoonsvorm – onderwerp.
Maak nu en dan een vraagzin (POA): 
persoonsvorm – onderwerp – ander zinsdeel?
Gebruik in teksten waar dat kan, zoals instructies en advertenties, ook de gebiedende wijs (PA). De zin begint dan met de persoonsvorm en bevat geen onderwerp.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
Vergelijk onderstaand voorbeeld met de eerste tekst. 
Het aantal zinnen is teruggebracht van acht naar zes. Daarvan beginnen er nu drie met een ander zinsdeel dan het onderwerp. Dat andere zinsdeel is onderstreept.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
*Een tekst met variatie in zinsopbouw*
Gisteren heeft een glazenwasser uit Leeuwarden een geweldige vondst gedaan. De man was zijn ronde aan het doen en klom met een emmertje sop de ladder op bij het eerste huis in de straat. Daar zag hij op de vensterbank een gouden ketting liggen met een hangertje eraan. De bewoonster van het huis bleek die ketting al tijden kwijt te zijn. Vanwege de grote emotionele waarde van het sieraad was de vrouw erg blij dat het nu teruggevonden was. Ze beloonde de glazenwasser met een lekker kopje koffie.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het belang van variatie in zinsopbouw?
*Een tekst met monotone zinsopbouw*
Een glazenwasser uit Leeuwarden heeft gisteren een geweldige vondst gedaan. De man was zijn ronde aan het doen. Hij klom met een emmertje sop de ladder op bij het eerste huis in de straat. Hij zag op de vensterbank een gouden ketting liggen met een hangertje eraan. De bewoonster van het huis bleek die ketting al tijden kwijt te zijn. Het sieraad had grote emotionele waarde voor de vrouw. Ze was erg blij dat het nu teruggevonden was. Ze beloonde de glazenwasser met een lekker kopje koffie.
 

Slide 12 - Tekstslide

Activiteit 1: Zinsstructuren (15 minuten)
*Uitleg*
Bespreek verschillende soorten zinnen:
Korte zinnen: "De hond blaft."
Lange zinnen: "De hond blaft omdat hij een kat ziet die over de tuin loopt."
Zinnen met bijwoorden: "De hond blaft luid."
Zinnen met bijvoeglijke naamwoorden: "De grote, bruine hond blaft."
Leg uit wat samengestelde zinnen zijn en hoe je ze kunt gebruiken.

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 1: Zinnen herschrijven (15 minuten)
*Uitleg*
Oefening 1: Zinnen herschrijven (15 minuten)

Geef de leerlingen een paar simpele zinnen. Vraag hen om deze zinnen te herschrijven met variatie in zinsopbouw. Bijvoorbeeld:
Origineel: "Het regent."
Herschreven: "Tijdens de regenbuien blijf ik liever binnen."
Laat de leerlingen hun herschreven zinnen delen met een klasgenoot.

Slide 14 - Tekstslide

Oefening 2: Zinsstructuur bingo (20 minuten)
*Uitleg*
Maak bingokaarten met verschillende zinsstructuren (bijvoorbeeld: "Gebruik een samengestelde zin", "Voeg een bijwoord toe", "Begin met een bijvoeglijk naamwoord").
Laat de leerlingen in groepen werken en bingo spelen door zinnen te schrijven die passen bij de zinsstructuren op hun kaart.

Slide 15 - Tekstslide

Creatieve schrijfopdracht (15 minuten)
Vraag de leerlingen om een kort verhaal of een beschrijving te schrijven (ongeveer 150 woorden) waarin ze verschillende zinsstructuren gebruiken. Moedig hen aan om creatief te zijn en de variatie die ze hebben geleerd toe te passen.
Geef ze de opdracht om minstens vijf verschillende zinsstructuren te gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 17 - Tekstslide

Creatieve schrijfopdracht (15 minuten)
Afronding en feedback (5 minuten)

Vraag een paar leerlingen om hun verhaal of beschrijving voor te lezen.
Geef positieve feedback en bespreek wat goed ging en waar ze nog aan kunnen werken.

Slide 18 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Planning doornemen (2 min)
Formuleren§ 4
Vragen podcastopdracht? (5 min)

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg podcastopdracht
Podcast maken:
In tweetallen
4-6 minuten
Opdracht + beoordeling staat in Magister > opdrachten
Inleverdatum:  mei 2025
We gaan een paar afleveringen klassikaal beluisteren!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

 Lesdoel

Aan het einde van deze les kan ik :




leren verschillende manieren van zinsopbouw te gebruiken om mijn schrijfvaardigheid te verbeteren.

Slide 22 - Tekstslide

Volgende les
Volgende les:
Cursus 6 Formuleren
§ 4 Voorbeelden gebruiken

Slide 23 - Tekstslide

Differentiatie
Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, kunnen meer voorbeelden en begeleiding bij het herschrijven van zinnen worden gegeven.
Uitdagende zinnen of teksten voor snel werkende leerlingen om nog meer variatie toe te voegen.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk

Laat de leerlingen een kort verhaal schrijven van 250 woorden met een duidelijke variatie in zinsopbouw. Vraag hen om het verhaal in te leveren bij de volgende les.

Slide 25 - Tekstslide

Evaluatie

Observeer de leerlingen tijdens de oefeningen en geef feedback op hun schrijfopdrachten. Evalueer hun begrip van zinsvariatie aan de hand van de creativiteit en variatie in hun verhalen.

Slide 26 - Tekstslide

Hier zijn enkele veel voorkomende synoniemen voor verschillende woorden:

1. **Mooi**: aantrekkelijk, prachtig, schitterend
2. **Snel**: vlug, rap, gauw
3. **Belangrijk**: essentieel, cruciaal, significant
4. **Groot**: aanzienlijk, omvangrijk, dilatant
5. **Klein**: mini, klein van stuk, smal
6. **Vriend**: kameraad, maat, vriend(in)
7. **Zeggen**: verklaren, mededelen, uiten
8. **Leren**: studeren, onderwijzen, inprenten
9. **Gelukkig**: blij, tevreden, vreugdevol
10. **Slecht**: slecht, ongunstig, negatief


Slide 27 - Tekstslide

Hier zijn enkele veel voorkomende verwijswoorden. 
Deze verwijswoorden worden vaak gebruikt om naar personen, zaken of situaties te verwijzen in teksten.

waarvan
waarnaar
waarmee
waarlangs
welke
elk
alles
niets
sommige
anderen:
hij     
zij
het
deze
die
dit
dat
wie
wat
waar

Slide 28 - Tekstslide

Hier zijn enkele veel voorkomende synoniemen voor verschillende woorden:
Een synoniem voor "positief" is "gunstig", "optimistisch", ''pluspunten'', "voordelig" of "bemoedigend".

Een synoniem voor "negatief" is "onvoordelig'', "slecht", "nadelig" of "ongewenst", ''vervelend'' of ''minpunten''.

Slide 29 - Tekstslide

Cursus 6-Formuleren- § 7
Zie werkboek blz. 246

Slide 30 - Tekstslide

Materialen

Voorbeelden van teksten met variatie in zinsopbouw
Werkbladen met zinnen om te herschrijven
Bingo kaarten met zinsstructuren
Pen en papier voor de schrijfopdracht

Slide 31 - Tekstslide

Materialen
| Ik ga naar de winkel | Hij leest een boek | Wij spelen buiten | Zij maakt een tekening | Jij hebt een huisdier |
|----------------------|---------------------|---------------------|------------------------|-----------------------|
| De kat ligt op de mat| Het regent vandaag | Ik eet een appel | Hij schrijft een brief | Wij kijken een film |
| Zij zingt een lied | Jij fietst naar school| De hond blaft hard | Het is een mooie dag | Ik drink water |
| Hij danst op muziek | Wij gaan op vakantie | Zij bakt een taart | Jij leert Nederlands | De kinderen spelen in de tuin |


Je kunt de zinnen in de vakjes randomiseren voor verschillende kaarten, zodat elke deelnemer een unieke kaart heeft. Veel plezier met het spelen van bingo!
Je kunt de bovenstaande zinnen gebruiken om een bingo kaart te maken. Een standaard bingo kaart heeft 5x5 vakjes. Hier is een voorbeeld van hoe je een kaart kunt indelen:




Slide 32 - Tekstslide

Materialen
Bingo Zinnen
Ik ga naar de winkel.
Hij leest een boek.
Wij spelen buiten.
Zij maakt een tekening.
Jij hebt een huisdier.
De kat ligt op de mat.
Het regent vandaag.
Ik eet een appel.
Hij schrijft een brief.
Wij kijken een film.
Zij zingt een lied.
Jij fietst naar school.
De hond blaft hard.

Slide 33 - Tekstslide

Materialen

Het is een mooie dag.
Ik drink water.
Hij danst op muziek.
Wij gaan op vakantie.
Zij bakt een taart.
Jij leert Nederlands.
De kinderen spelen in de tuin.
Bingo Kaart Voorbeeld
Je kunt de bovenstaande zinnen gebruiken om een bingo kaart te maken. Een standaard bingo kaart heeft 5x5 vakjes. Hier is een voorbeeld van hoe je een kaart kunt indelen:

Slide 34 - Tekstslide