BK1A, woordenschat, 19/05

Welkom BK1A!
Leesboek, boek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom BK1A!
Leesboek, boek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen in leesboek
- Wat weet je nog?
- Huiswerk nakijken 
- Spreekwoorden en uitdrukkingen
- Zelf aan de slag! 

Doel: Je herkent samenstellingen en delen van een samenstelling en kan deze benoemen. Daarnaast leer je spreekwoorden en uitdrukkingen afmaken en herkennen. 

Slide 2 - Tekstslide

Lezen in leesboek
Je leest in stilte in je zelfgekozen leesboek

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
De vorige les hebben we het gehad over woorden zoals:
boekenkast, hondenmand en bureaustoel. 

Hoe noem je zulke woorden ook al weer? 

Slide 4 - Tekstslide

Laten we samen weer samenstellingen verzinnen!

Wie kan de meeste samenstellingen verzinnen?
Je mag in tweetallen werken :-) 

Maak de woordslang verder af:
weeralarm - alarmklok - ...
  





timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?
De vorige les hebben we het ook gehad over woorden zoals:
hergebruiken, waardeloos, hoopvol, onaardig. 

Hoe noem je de dikgedrukte delen in de woorden?

Wat betekenen de dikgedrukte delen in de woorden?


Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk nakijken (opdracht 3 t/m 7 af. (blz. 181-182)
We gaan elkaars werk nakijken. We zorgen ervoor dat de werkboeken zijn verdeeld in de klas en dat jullie dan elkaars werk gaan nakijken. 

Let op:
- Je kijkt na met een andere kleur pen
- Zet een krul als het goed is 
- Verbeter het antwoord indien nodig
- Zet onder opdracht 7 door wie het is nagekeken. 



timer
7:00

Slide 7 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen



Welk spreekwoord
beeldt deze afbeelding uit?

Slide 8 - Tekstslide

  • Ik baal als een stekker!

Slide 9 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen



  • Korte uitspraken die een wijsheid of levensles bevatten.
  • Vaak proberen ze je aan te moedigen tot goed gedrag en keuren ze ongewenste gedrag af.
  • Niet letterlijk opvatten!

Slide 10 - Tekstslide

Maak het spreekwoord af:
  • Al draagt een aap een gouden ring ...
  • Het is en blijft een lelijk ding
  • Haastige spoed is zelden ...
  • goed 
  • Een appeltje voor de ...
  • dorst

Slide 11 - Tekstslide

Pak je boek erbij! (blz. 183)

Maak nu zelf je keuze:
1. Ga zelf aan de slag en werk op je eigen tempo. 
2. Ga samen met mij aan de slag en leer van elkaar.

Slide 12 - Tekstslide

Samen?
Wat? Opdracht 8 t/m 10 (blz. 183)
Hoe? Je begint samen met mij
Tijd? Je hebt hier 7 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman of buurvrouw.
Klaar? Haal de extra opdracht bij het bureau!
Zelf!
Wat? Opdracht 8 t/m 10 (blz. 183)
Hoe? Je start zelf
Tijd? Je hebt hier 7 minuten de tijd voor.
Hulp? Schrijf je vraag op. 
Klaar? Haal de extra opdracht bij het bureau!

**extra uitdaging? Ik heb een extra opdracht op KT-niveau. Haal die bij me op. 
timer
7:00
Zelf!
Wat? Opdracht 8 t/m 10 (blz. 183)
Hoe? Je start zelf
Tijd? Je hebt hier 7 minuten de tijd voor.
Hulp? Schrijf je vraag op.
Klaar? Haal de extra opdracht bij het bureau!

**extra uitdaging? Ik heb een extra opdracht op KT-niveau. Haal die bij me op. 

Slide 13 - Tekstslide

Lesafsluiting
Doel: Je herkent samenstellingen en delen van een samenstelling en kan deze benoemen. Daarnaast leer je spreekwoorden en uitdrukkingen afmaken en herkennen. 

Enquête: 
https://mijnles.nu/invullen
1KCD25K

Voor de volgende les:
Opdracht 8 t/m 10 af. (blz. 183)

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Opdracht 2, 3 en 4 (blz. 136-137)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Je mag verder werken. 



timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 7
  1. salaris - uitgeven
  2. b exact - precies
  3. c. oorzaak- bron
  4. d. uiteraard - vanzelfsprekend  

Slide 16 - Tekstslide

Spreekwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Spreekwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Tegenstellingen
Woorden die elkaar tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.

Bijvoorbeeld: boven - onder, hoog - laag, veilig - gevaarlijk. 

In een tekst worden vaak tegenstellingen gebruikt. 

Je kunt een tegenstelling herkennen aan de woorden maar, echter, toch, daarentegen

Slide 19 - Tekstslide

Tegenstellingen


1. Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop juist goedkoop. 

2. Deze hele week was het mooi weer, toch wordt het morgen weer slecht. 


Slide 20 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Opdracht 1 t/m 3 (blz. 109-110)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Kom bij me, dan kijk ik er naar. 



timer
12:00

Slide 21 - Tekstslide

Samen maken
Opdracht 1 en 2 (blz. 80 en 81)

Slide 22 - Tekstslide

Kahoot!

Slide 23 - Tekstslide

Samen tellen
Het is een uitdaging om samen met de klas tot 20 te tellen. Het is de bedoeling dat jullie samen tot 20 tellen, zonder te overleggen. Je mag dus geen afspraken maken wie wanneer een getal zegt. 

Slide 24 - Tekstslide

Inloggen via Magister
  1. Log in
  2. Log in bij Magister
  3. Ga naar digitale leermiddelen
  4. Klik op Nederlands
  5. Klik op hoofdstuk 4
  6. Maak meervouden op -en en -s. 
  7. Vanaf opdracht 3. Succes!

Slide 25 - Tekstslide

Video over meervouden -en of -s

Slide 26 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Opdracht 1 t/m 4 en 6 (blz. 115)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 5 ook. 



timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin. 

Lisa heeft gisteren een nieuwe telefoon gekocht.
pv : Heeft Lisa gisteren een nieuwe telefoon gekocht? : heeft. 
ow : Wie/wat heeft? : Lisa
wwg : Alle werkwoorden in de zin : heeft gekocht

Vandaag fietst Oemed naar school.
pv: Fietst Oemed vandaag naar school? : fietst 
ow: Wie/wat fietst? : Oemed
wwg: Alle werkwoorden in de zin: fietst

Slide 28 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin. 

1. Jeroen heeft een broodje bij de slager gekocht.
pv: 
ow:
wwg:

2. Vanwege de storm is er een boom op de auto gevallen
pv:
ow:
wwg: 

Slide 29 - Tekstslide

Samen aan de slag!
Opdracht 1, blz. 112. 

Slide 30 - Tekstslide

Taalverzorging
De komende tijd gaan we aan de slag met taalverzorging. Taalverzorging bestaat uit verschillende delen. Zoals grammatica en spelling. 

We beginnen vandaag met het onderdeel grammatica

Grammatica bestaat ook weer uit twee delen.
1. Zinsdelen
2. Woordsoorten

Slide 31 - Tekstslide

Taalverzorging
Grammatica bestaat ook weer uit twee delen.
1. Zinsdelen
2. Woordsoorten

Bij zinsdelen ga je zinsdelen benoemen (dit kunnen meerdere woorden zijn)
Bij woordsoorten benoem je ieder woord (dit is altijd maar één woord)

1. De docent van aardrijkskunde heeft een proefwerk opgegeven.
2. De docent van aardrijkskunde heeft een proefwerk opgegeven. 

Slide 32 - Tekstslide

Taalverzorging
Grammatica bestaat ook weer uit twee delen.
1. Zinsdelen

Persoonsvorm --> het werkwoord dat verandert als je de zin van tijd verandert.
--> het werkwoord dat vooraan komt te staan als je een vraagzin van de zin maakt.

Let op! Staat de zin al in een vraag? Controleer dan of het eerste woord wel een werkwoord is. Woorden als: wat, wie hoe, waarom, waarmee etc, zijn geen werkwoorden!

Vandaag is mijn broer jarig! 
Wie is er vandaag jarig? 


Slide 33 - Tekstslide

Taalverzorging
Grammatica bestaat ook weer uit twee delen.
1. Zinsdelen

Onderwerp --> wie/wat + pv? = het onderwerp

Vandaag is mijn broer jarig!
Wie is er vandaag jarig?  
antwoord = mijn broer
mijn broer = het onderwerp 



Slide 34 - Tekstslide

Even oefenen: pv en ow?
1. De katten hebben in de tuin gespeeld.


2. Gisteren heb ik een mooie tekening gemaakt. 


3. Mijn zus heeft boodschappen gedaan. 

Slide 35 - Tekstslide