Zo gebruik je
verwijswoorden:
Naar zelfstandige naamwoorden (zn) kun je verwijzen met:
- zn in het enkelvoud, mannelijk (m): hij, hem, zijn, deze, die. (Peter)
- zn in het enkelvoud, vrouwelijk (v): zij/ze, haar, deze, die. (Lisa)
- zn in het enkelvoud, onzijdig (o): het, zijn, dit, dat. (Fietsje)
- zn in het meervoud: zij/ze, hun, deze, die
Weet je niet of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is? Kijk dan
in een woordenboek of een (online) woordenlijst