BBL Basiskennis recht les 1 - Hoofdstuk 1 en Hoofstuk 4

Basiskennis recht
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Inleiding rechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Basiskennis recht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding over het vak
2 uur per week Basiskennis recht
OP1 en OP2
Einde OP2: Examen!

Meenemen:
Basisboek Juridisch
Wettenbundels I en II
Laptop/pen/papier/telefoon

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is recht?
- Regels om de samenleving te ordenen
- Beschrijft rechten en plichten van burgers, organisaties, bedrijven en de overheid 

- zou eerlijk en rechtvaardig moeten zijn
- zou rekening moeten houden met ieders belangen


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijving en functie van het recht
"Recht" heeft twee betekenissen:
  1. Als aanspraak: je hebt ergens recht op (bijv. ik heb recht op DUO)
  2. Als regels: het geheel van regels die op een bepaald moment gelden binnen een samenleving --> zij zijn gebaseerd op de normen en waarden van de samenleving

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zijn de grenscontroles tussen België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje afgeschaft?
A
1945
B
1995
C
2005
D
2015

Slide 5 - Quizvraag

De Schengen-akkoorden treden in werking in zeven landen: België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje. Reizigers kunnen tussen deze landen reizen zonder paspoortcontroles aan de grenzen. Tegen 2021 maken 26 landen deel uit van het paspoortvrije Schengengebied, waaronder ook IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.
Sinds wanneer staat het huwelijk open voor personen van hetzelfde geslacht?
A
1968
B
1976
C
1994
D
2001

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vindt jij dat straatintimidatie strafbaar moet worden?
(Bijv. nafluiten, naroepen op straat)
ja
nee

Slide 7 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Vindt jij dat de maximumstraf op doodslag moet worden verhoogd van 15 naar 25 jaar?
ja
nee

Slide 8 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Functie van het recht
Rechtsregels zorgen voor:
  • Een georganiseerde samenleving;
  • Een rechtvaardigde oplossing bij conflicten en overtreding van regels. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende functies van het recht
Normatieve functie: regels zijn bindend en bij overtreding van de regels volgt een straf. 

Instrumentele functie: heeft niets met de normen van de samenleving te maken, maar de  overheid heeft besloten dat deze regels er moeten zijn, beïnvloeden gedrag burgers (rechts rijden in het verkeer) 

Aanvullende functie: als je zelf afspraken mag maken, maar als dat is niet volledig gelukt, dan zijn er aanvullende regels  in het recht (bijvoorbeeld bij koop: wanneer moet je betalen)

Geschiloplossende functie: als er een geschil is tussen burgers, bedrijven, organisaties of met de overheid, dan helpt het recht door procedures bij de rechter te beschrijven.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgens art. 7:4 BW moet de koper een redelijke prijs betalen als men vergeten is de exacte prijs te bepalen.
Welke functie heeft deze rechtsregel?
A
aanvullend
B
geschiloplossend
C
instrumenteel
D
normatief

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wet bepaalt dat je moet stoppen voor een rood stoplicht.
Welke functie heeft deze rechtsregel?
A
aanvullend
B
geschiloplossend
C
instrumenteel
D
normatief

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Art. 93 Rv bepaalt dat je met zaken over huurgeschillen naar de kantonrechter moet.
Welke functie heeft het recht hier?
A
aanvullend
B
geschiloplossend
C
instrumenteel
D
normatief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsregels en andere regels
Rechtsregels = Overheidsregels
- gemaakt door de overheid
- gelden voor iedereen
Voorbeeld: Doodslag, Moord, Diefstal
Bij overtreding: rechter spreekt zich hierover uit
Staan in de wetten en regelingen --> Nederlands recht 

'Gewone' regels:
- kunnen door iedereen worden gemaakt
- gelden alleen voor een bepaalde groep personen
Voorbeeld: huisregels van Summa gelden voor Summa leerlingen



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden rechtsregels ook wel genoemd?
A
Gewone regels
B
Overheidsregels
C
Rotmaatregelen
D
Rutte-regels

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Rutte noemde het invoeren van 100 km/h overdag een echte rotmaatregel, maar wel nodig om banen in de bouw te behouden en voor de woningbouw.
Voorbeeld examenvraag:
Wat is het verschil tussen rechtsregels en gewone regels?
A
Overheidsregels worden door de overheid gemaakt, gewone regels niet
B
Gewone regels worden door de overheid gemaakt, rechtsregels niet
C
Gewone regels gelden voor iedereen, rechtsregels niet

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personen in het recht
  • om te kunnen handelen in het recht: personen nodig.
  • 2 soorten personen: natuurlijke personen en rechtspersonen

  • kunnen bijv. overeenkomsten sluiten, eigendom hebben, aansprakelijk worden gesteld



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Natuurlijke personen
  • bestaan door verwekking / geboorte!

  • Gewone natuurlijke personen
  • Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

  • Bedrijfsmatige natuurlijke personen
  • Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
  • eenmanszaak
  • maatschap
  • vennootschap onder firma (v.o.f.)
  • commanditaire vennootschap (c.v.)
  • Rechtspersonen (bedrijven of organisaties)

  • Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting
  • Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
  • Besloten vennootschap (B.V.)
  • Naamloze vennootschap  (N.V.)
  • Coöperatie (bijv. Campina)
  • Onderlinge waarborgmaatschappij (gericht op verzekeringsovereenkomsten)

  • Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
  • Stichting
  • Vereniging

  • Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW)
  • Staat, Provincie, Gemeente, Waterschap

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Teken zelf het schema op het bord met de studenten. Zorg dat de studenten dat schema overnemen. Benoem daarbij het verschil tussen privaatrecht en publiekrecht. LET OP! Zorg dat studenten ruimte overhouden om tekst toe te voegen! In les 5 gaan we namelijk er namelijk verdiepend op in! 
Burgerlijk recht
  • Ook wel civiel recht of privaatrecht genoemd;
  • Beschrijft de zakelijke en familierelaties in het recht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen (Bv, Nv, Stichting, Vereniging);
  • Bestaat uit:
  1.  Vermogensrecht 
  2. Personen- en familierecht
  3. Rechtspersonenrecht 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensrecht (privaatrecht)
Relaties die op geld waardeerbaar zijn              vermogensrecht

Bijvoorbeeld: het sluiten van een overeenkomst, eigendom van jouw laptop. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personen- en familierecht (privaatrecht)
Beschrijft familierechtelijke relaties              relaties tussen familieleden, ouders en kinderen, echtgenoten.

Bijvoorbeeld: regels over ouderschap en het huwelijk, maar ook het recht op een voor- en achternaam. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtspersonenrecht (privaatrecht)
Regels over rechtspersonen               bedrijven, organisaties en instellingen

Bijvoorbeeld: regels over overeenkomsten aangaan met natuurlijke personen of andere rechtspersonen, eigendom. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat het vermogensrecht over?
A
Relaties tussen personen
B
Relaties die op geld waardeerbaar zijn
C
Rechtspersonen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel kan je niet terugvinden in het personen- en familierecht?
A
Huwelijk
B
Relaties
C
Koopovereenkomsten
D
Ouderschap

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vermogensrecht, personen- en familierecht en rechtspersonen recht is onderdeel van...
A
Het privaatrecht
B
Het publiekrecht

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staatsrecht (publiekrecht)
  • Beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd;
  • Geeft regels over hoe de instanties van de overheid worden gekozen of benoemd en wat hun taken en bevoegdheden zijn.

Pak blz. 19 van 'Basisboek Recht' erbij! 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafrecht (publiekrecht)
Beschrijft verboden gedragingen (gedrag) en regels voor politie en justitie bij de opsporing en veroordeling van verdachten.

Bijvoorbeeld: diefstal, moord, regels over huiszoeking of fouilleren.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursrecht (publiekrecht)
Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. In Nederland wordt dit door allerlei overheden gedaan. 

Bijvoorbeeld: het bouwen van scholen, aanleggen van wegen, afgeven van vergunningen.  

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Internationaal recht
Beschrijft de verhouding tussen Nederland en andere landen en de positie van Nederland in internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties (VN) en  de Europese Unie (EU).

Bijvoorbeeld: regels over het bewaken van onze grenzen, de vergoeding voor een vertraagde vlucht, erkennen van buitenlandse opleidingen. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbronnen
Rechtsbronnen zijn de vindplaatsen van het recht:
  1. De wet; (vandaag)
  2. Jurisprudentie; (vandaag)
  3. Internationale verdragen; (volgende week)
  4. Europese wetgeving; (volgende week)
  5. Gewoonterecht (volgende week)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbronnen; de wet
Belangrijkste bron van het recht in Nederland;
Te vinden in wettenbundels en wetten.overheid.nl; 
De overheidsorganen in Nederland maken deze wetten (regering en de Staten-Generaal, de gemeenteraad, de Provinciale Staten en ministers).
Lokale regelgeving is te vinden via overheid.nl

Slide 33 - Tekstslide

Laat wetten.overheid.nl zien aan de studenten. Neem ze mee in hoe je wetten op moet zoeken (in plaats van aanleren dat dit ook via Google kan). 
Laat de studenten het tabelletje overnemen of 'markeren' in hun boek (sticker of markeerstift), blz. 73. 
Rechtsbronnen; de wet
Onderdeel van het geschreven recht; de wetten zijn ergens opgeschreven.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4.4 (boek)
Welke wet hoort bij het Staatrecht?
A
Kieswet
B
Burgerlijk wetboek
C
Algemene wet bestuursrecht
D
Wetboek van Strafrecht

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbronnen; jurisprudentie
Wat nou als de geschreven wet niet duidelijk is? Wat nou als personen het niet eens zijn over hoe de wet moet worden uitgelegd? 
                                                    De rechter kan dit oplossen!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbronnen; jurisprudentie
  • Jurisprudentie is de uitleg van de rechterlijke uitspraken in Nederland; 
  • Ongeschreven recht; niet terug te vinden in de wet;
  • Door een beslissing te nemen over de uitleg van een wet, voegt de rechter iets toe;
  • Na de uitspraak van de rechter is duidelijk wat er wordt bedoeld. Andere rechters gebruiken deze uitspraak ook;
  • Vindplaats: www.rechtspraak.nl


    Bijvoorbeeld: het elektriciteitsarrest (elektriciteit is een goed en kan dus gestolen worden)

Slide 37 - Tekstslide

Neem de studenten mee naar rechtspraak.nl en leg uit hoe je een uitspraak kunt vinden.
Opdracht 4.6 (boek)
Wat is jurisprudentie?
A
Een rechtsgebied
B
Een vindplaats van het recht
C
Regels in de wettenbundel
D
De belangrijkste rechtsbron

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wet is een voorbeeld van...
A
Geschreven recht
B
Ongeschreven recht

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jurisprudentie is een voorbeeld van...
A
Geschreven recht
B
Ongeschreven recht

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als we het hebben over 'de wet', dan is deze gemaakt door...
A
Staten-Generaal
B
De regering
C
De ministers
D
Staten-Generaal en regering samen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vijf rechtsbronnen kennen we?

Slide 42 - Open vraag

De wet
Jurisprudentie
Europese wetgeving
Internationale verdragen
Gewoonterecht 
Voorbeeld examenvraag:
Als een rechter zijn uitspraak baseert op een bestaande uitspraak, met welke rechtsbron hebben we dan te maken?
A
Jurisprudentie
B
De wet
C
Europese wetgeving
D
Gewoonterecht

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbronnen; internationale verdragen
  • Internationale verdragen zijn afspraken tussen twee of meer landen;
  • Artikel 93 Grondwet (Gw).

Bijvoorbeeld: handelsafspraken tussen landen of waar de grenzen van een land lopen, rechten van de mens (EVRM & UVRM). 

Slide 44 - Tekstslide

Zoek art. 93 Gw met de studenten op; leg uit dat door dit artikel burgers, bedrijven en overheden zich moeten houden aan regels uit internationale verdragen. Hierdoor maken internationale verdragen deel uit van het geschreven recht. 
Rechtsbronnen; Europese wetgeving
  • Nederland is lid van de Europese Unie (EU) en die is gebaseerd op het EU-verdrag;
  • De instellingen van de EU kunnen verordeningen (werkt direct in alle lidstaten) en richtlijnen (moet opgenomen worden in landelijke regelgeving) maken.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbronnen; gewoonterecht
Een gewoonte of een gebruik dat recht is geworden op basis van de volgende voorwaarden:
  1. Onafgebroken en sinds lange tijd als regel gebruikt;
  2. Vaak is herhaald;
  3. In het algemeen door de samenleving als regel wordt geaccepteerd.
Bijvoorbeeld: vertrouwensbeginsel in het staatsrecht.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen rechtsbron?
A
De wet
B
Jurisprudentie
C
Gewoonterecht
D
Juridische databank

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vijf rechtsbronnen zijn er?

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geschreven recht
Ongeschreven recht
De wet
Jurisprudentie
Internationale verdragen
Europese Wetgeving
Gewoonterecht

Slide 49 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu maken
Hoofdstuk 1:
opdracht 3 a, b en c.
opdracht 4

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog een vraag over de eerste les?

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies