Inleiding recht - les 2

Inleiding recht
Les 2
Rechtsgebieden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Inleiding rechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Inleiding recht
Les 2
Rechtsgebieden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een gewone regel en een rechtsregel?

Slide 3 - Open vraag

Rechtsregel wordt door de overheid gemaakt en geldt voor iedereen. 

Als je deze niet nakomt, dan kan een rechter daar een beslissing over nemen. 

Staat in de wet. 

Worden ook wel overheidsregels genoemd.
Wat is de functie van het recht?
A
Creëren van een georganiseerde samenleving
B
Zorgt voor een gerechtvaardigde oplossing
C
A en B zijn beide juist
D
A en B zijn beide onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt de aanvullende functie van een rechtsregel in?
A
Dat de rechtsregel een uitdrukking is van waarden binnen de samenleving.
B
Dat de rechtsregel is gemaakt om het gedrag van burgers te beïnvloeden.
C
Dat men zelf afspraken mag maken, maar als dat niet lukt er aanvullende regels zijn opgenomen in de wet.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Teken zelf het schema op het bord met de studenten. Zorg dat de studenten dat schema overnemen. Benoem daarbij het verschil tussen privaatrecht en publiekrecht. LET OP! Zorg dat studenten ruimte overhouden om tekst toe te voegen! In les 5 gaan we namelijk er namelijk verdiepend op in! 
Burgerlijk recht
  • Ook wel civiel recht of privaatrecht genoemd;
  • Beschrijft de zakelijke en familierelaties in het recht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen (Bv, Nv, Stichting, Vereniging);
  • Bestaat uit:
  1.  Vermogensrecht 
  2. Personen- en familierecht
  3. Rechtspersonenrecht 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen vs. rechtspersonen
Bij het recht zijn natuurlijke personen en rechtspersonen betrokken.

Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed die voor zichzelf handelen. Bijv.: trouwen, kopen, eigenaar zijn.

Rechtspersonen: juridische constructie die ervoor zorgt dat een bedrijf of organisatie handelingen in het recht kan verrichten. De stichting, de vereniging, de BV (besloten vennootschap) en de NV (naamloze vennootschap) zijn voorbeelden van rechtspersonen. Er zijn ook publiekrechtelijke rechtspersonen, bijv. de gemeente, de Staat, de Provincie.

Natuurlijke en rechtspersonen kunnen dus handelen in het privaatrecht. Ze kunnen eigenaar zijn van een stuk grond, koopovereenkomsten sluiten en werknemers aannemen.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen
bestaan door verwekking / geboorte!

Gewone natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

Bedrijfsmatige natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
eenmanszaak
maatschap
vennootschap onder firma (v.o.f.)
commanditaire vennootschap (c.v.)
Rechtspersonen (bedrijven of organisaties)

Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting
Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
Besloten vennootschap (B.V.)
Naamloze vennootschap  (N.V.)
Coöperatie (bijv. Campina)
Onderlinge waarborgmaatschappij (gericht op verzekeringsovereenkomsten)

Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
Stichting
Vereniging

Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW)
Staat, Provincie, Gemeente
Waterschap

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensrecht (privaatrecht)
Relaties die op geld waardeerbaar zijn              vermogensrecht

Bijvoorbeeld: het sluiten van een overeenkomst, eigendom van jouw laptop. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personen- en familierecht (privaatrecht)
Beschrijft familierechtelijke relaties              relaties tussen familieleden, ouders en kinderen, echtgenoten.

Bijvoorbeeld: regels over ouderschap en het huwelijk, maar ook het recht op een voor- en achternaam. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtspersonenrecht (privaatrecht)
Regels over rechtspersonen               bedrijven, organisaties en instellingen

Bijvoorbeeld: regels over overeenkomsten aangaan met natuurlijke personen of andere rechtspersonen, eigendom. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat het vermogensrecht over?
A
Relaties tussen personen
B
Relaties die op geld waardeerbaar zijn
C
Rechtspersonen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel kan je niet terugvinden in het personen- en familierecht?
A
Huwelijk
B
Relaties
C
Koopovereenkomsten
D
Ouderschap

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vermogensrecht, personen- en familierecht en rechtspersonen recht is onderdeel van...
A
Het privaatrecht
B
Het publiekrecht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staatsrecht (publiekrecht)
  • Beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd;
  • Geeft regels over hoe de instanties van de overheid worden gekozen of benoemd en wat hun taken en bevoegdheden zijn.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafrecht (publiekrecht)
Beschrijft verboden gedragingen (gedrag) en regels voor politie en justitie bij de opsporing en veroordeling van verdachten.

Bijvoorbeeld: diefstal, moord, regels over huiszoeking of fouilleren.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursrecht (publiekrecht)
Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. In Nederland wordt dit door allerlei overheden gedaan. 

Bijvoorbeeld: het bouwen van scholen, aanleggen van wegen, afgeven van vergunningen.  

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Internationaal recht
Beschrijft de verhouding tussen Nederland en andere landen en de positie van Nederland in internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties (VN) en  de Europese Unie (EU).

Bijvoorbeeld: regels over het bewaken van onze grenzen, de vergoeding voor een vertraagde vlucht, erkennen van buitenlandse opleidingen. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen onderdeel van het publiekrecht?
A
Strafrecht
B
Staatsrecht
C
Rechtspersonenrecht
D
Bestuursrecht

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het strafrecht geeft regels over...
A
Hoe de staat Nederland is ingericht
B
De verhouding tussen Nederland en andere landen
C
Hoe de overheid haar bestuurstaken moet uitvoeren
D
Verboden gedragingen en bevoegdheden politie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld examenvraag:
Tot welk rechtsgebied behoort het bestuursrecht?

A
Publiekrecht
B
Privaatrecht

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld examenvraag:
Jan krijgt een kind samen met zijn vrouw Tineke.
Welk recht is hier van toepassing?

A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog een vraag over (de inhoud van) deze les?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 4.1 t/m 4.3 

Maken opdracht 3, 4, 6 en 7 van Hoofdstuk 1

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies