Inleiding recht - les 2

Basiskennis recht
Onderdeel 1 Inleiding recht
Personen in het recht en rechtsgebieden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Inleiding rechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Basiskennis recht
Onderdeel 1 Inleiding recht
Personen in het recht en rechtsgebieden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende functies van het recht
Normatieve functie: regels zijn bindend en bij overtreding van de regels volgt een straf. 

Instrumentele functie: heeft niets met de normen van de samenleving te maken, maar de  overheid heeft besloten dat deze regels er moeten zijn, beïnvloeden gedrag burgers (rechts rijden in het verkeer) 

Aanvullende functie: als je zelf afspraken mag maken, maar als dat is niet volledig gelukt, dan zijn er aanvullende regels  in het recht (bijvoorbeeld bij koop: wanneer moet je betalen)

Geschiloplossende functie: als er een geschil is tussen burgers, bedrijven, organisaties of met de overheid, dan helpt het recht door procedures bij de rechter te beschrijven.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgens art. 7:4 BW moet de koper een redelijke prijs betalen als men vergeten is de exacte prijs te bepalen.
Welke functie heeft deze rechtsregel?
A
aanvullend
B
geschiloplossend
C
instrumenteel
D
normatief

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wet bepaalt dat je moet stoppen voor een rood stoplicht.
Welke functie heeft deze rechtsregel?
A
aanvullend
B
geschiloplossend
C
instrumenteel
D
normatief

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Art. 93 Rv bepaalt dat je met zaken over huurgeschillen naar de kantonrechter moet.
Welke functie heeft het recht hier?
A
aanvullend
B
geschiloplossend
C
instrumenteel
D
normatief

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen vs. rechtspersonen
Bij het recht zijn natuurlijke personen en rechtspersonen betrokken.

Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed die voor zichzelf handelen. Bijv.: trouwen, kopen, eigenaar zijn.

Rechtspersonen: juridische constructie die ervoor zorgt dat een bedrijf of organisatie handelingen in het recht kan verrichten. De stichting, de vereniging, de BV (besloten vennootschap) en de NV (naamloze vennootschap) zijn voorbeelden van rechtspersonen. Er zijn ook publiekrechtelijke rechtspersonen, bijv. de gemeente, de Staat, de Provincie.

Natuurlijke en rechtspersonen kunnen dus handelen in het privaatrecht. Ze kunnen eigenaar zijn van een stuk grond, koopovereenkomsten sluiten en werknemers aannemen.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen
bestaan door verwekking / geboorte!

Gewone natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

Bedrijfsmatige natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
eenmanszaak
maatschap
vennootschap onder firma (v.o.f.)
commanditaire vennootschap (c.v.)
Rechtspersonen (bedrijven of organisaties)

Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting
Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
Besloten vennootschap (B.V.)
Naamloze vennootschap  (N.V.)
Coöperatie (bijv. Campina)
Onderlinge waarborgmaatschappij (gericht op verzekeringsovereenkomsten)

Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
Stichting
Vereniging

Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW)
Staat, Provincie, Gemeente
Waterschap

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een natuurlijk persoon ontstaat door:
A
een contract bij de notaris
B
verwekking en geboorte

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de maatschap een rechtspersoon?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe veel mensen zijn de baas bij de eenmanszaak?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de B.V. een rechtspersoon of een natuurlijk persoon?
A
natuurlijk persoon
B
rechtspersoon

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de Stichting een natuurlijk persoon of een rechtspersoon?
A
natuurlijk persoon
B
rechtspersoon

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

natuurlijk persoon
rechtspersoon
gewoon mens
B.V.
Vereniging
maatschap
v.o.f.
N.V.
coöperatie
gemeente

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu maken
opdracht 4
opdracht 5

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Teken zelf het schema op het bord met de studenten. Zorg dat de studenten dat schema overnemen. Benoem daarbij het verschil tussen privaatrecht en publiekrecht. LET OP! Zorg dat studenten ruimte overhouden om tekst toe te voegen! In les 5 gaan we namelijk er namelijk verdiepend op in! 
Burgerlijk recht
  • Ook wel civiel recht of privaatrecht genoemd;
  • Beschrijft de zakelijke en familierelaties in het recht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen (Bv, Nv, Stichting, Vereniging);
  • Bestaat uit:
  1.  Vermogensrecht 
  2. Personen- en familierecht
  3. Rechtspersonenrecht 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensrecht (privaatrecht)
Relaties die op geld waardeerbaar zijn              vermogensrecht

Bijvoorbeeld: het sluiten van een overeenkomst, eigendom van jouw laptop. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personen- en familierecht (privaatrecht)
Beschrijft familierechtelijke relaties              relaties tussen familieleden, ouders en kinderen, echtgenoten.

Bijvoorbeeld: regels over ouderschap en het huwelijk, maar ook het recht op een voor- en achternaam. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtspersonenrecht (privaatrecht)
Regels over rechtspersonen               bedrijven, organisaties en instellingen

Bijvoorbeeld: regels over overeenkomsten aangaan met natuurlijke personen of andere rechtspersonen, eigendom. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat het vermogensrecht over?
A
Relaties tussen personen
B
Relaties die op geld waardeerbaar zijn
C
Rechtspersonen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel kan je niet terugvinden in het personen- en familierecht?
A
Huwelijk
B
Relaties
C
Koopovereenkomsten
D
Ouderschap

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vermogensrecht, personen- en familierecht en rechtspersonen recht is onderdeel van...
A
Het privaatrecht
B
Het publiekrecht

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staatsrecht (publiekrecht)
  • Beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd;
  • Geeft regels over hoe de instanties van de overheid worden gekozen of benoemd en wat hun taken en bevoegdheden zijn.

Pak blz. 19 van 'Basisboek Recht' erbij! 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafrecht (publiekrecht)
Beschrijft verboden gedragingen (gedrag) en regels voor politie en justitie bij de opsporing en veroordeling van verdachten.

Bijvoorbeeld: diefstal, moord, regels over huiszoeking of fouilleren.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursrecht (publiekrecht)
Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. In Nederland wordt dit door allerlei overheden gedaan. 

Bijvoorbeeld: het bouwen van scholen, aanleggen van wegen, afgeven van vergunningen.  

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Internationaal recht
Beschrijft de verhouding tussen Nederland en andere landen en de positie van Nederland in internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties (VN) en  de Europese Unie (EU).

Bijvoorbeeld: regels over het bewaken van onze grenzen, de vergoeding voor een vertraagde vlucht, erkennen van buitenlandse opleidingen. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu maken
opdracht 6 en 7

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen onderdeel van het publiekrecht?
A
Strafrecht
B
Staatsrecht
C
Rechtspersonenrecht
D
Bestuursrecht

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het strafrecht geeft regels over...
A
Hoe de staat Nederland is ingericht
B
De verhouding tussen Nederland en andere landen
C
Hoe de overheid haar bestuurstaken moet uitvoeren
D
Verboden gedragingen en bevoegdheden politie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld examenvraag:
Tot welk rechtsgebied behoort het bestuursrecht?

A
Publiekrecht
B
Privaatrecht

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld examenvraag:
Jan krijgt een kind samen met zijn vrouw Tineke.
Welk recht is hier van toepassing?

A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies