Inleiding recht - les 2

Inleiding recht
Les 2
Rechtsgebieden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Inleiding rechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Inleiding recht
Les 2
Rechtsgebieden

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
  • Schema
  • 2 betekenissen
  • 3 functies
  • doel

Slide 2 - Tekstslide

Natuurlijke personen vs. rechtspersonen
Bij het recht zijn natuurlijke personen en rechtspersonen betrokken.

Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed die voor zichzelf handelen. Bijv.: trouwen, kopen, eigenaar zijn.

Rechtspersonen: juridische constructie die ervoor zorgt dat een bedrijf of organisatie handelingen in het recht kan verrichten. Voorbeelden:
  • stichting
  • vereniging,
  • BV (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) 
  • NV (naamloze vennootschap) 
  • publiekrechtelijke rechtspersonen, bijv. de gemeente, de Staat, de Provincie.

Natuurlijke en rechtspersonen kunnen dus handelen in het privaatrecht. Ze kunnen eigenaar zijn van een stuk grond, koopovereenkomsten sluiten en werknemers aannemen.


Slide 3 - Tekstslide

Natuurlijke personen
bestaan door verwekking / geboorte!

Gewone natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

Bedrijfsmatige natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
  • eenmanszaak
  • maatschap
  • vennootschap onder firma (v.o.f.)
  • commanditaire vennootschap (c.v.)
Rechtspersonen (bedrijven of organisaties) Boek 2 BW

Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting
Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
Besloten vennootschap (B.V.), art. 2:175 BW
Naamloze vennootschap  (N.V.), art. 2:64 BW
Coöperatie (bijv. Campina), art. 2:53 lid 1 BW
Onderlinge waarborgmaatschappij, art. 2:53 lid 2 BW

Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
Stichting, art. 2:285 BW
Vereniging, art. 2:26 BW

Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW)
Staat, Provincie, Gemeente, Waterschap

Slide 4 - Tekstslide

Henk Jansen is directeur van zijn B.V.
Is Henk een natuurlijk persoon of een rechtspersoon?
A
Henk is een natuurlijk persoon
B
Henk is een rechtspersoon

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de B.V. van Henk?
A
De B.V. is een natuurlijk persoon
B
De B.V. is een rechtspersoon

Slide 6 - Quizvraag

rechtspersoon
natuurlijk persoon
v.o.f.
N.V.
coöperatie
Vereniging
C.V.
eenmanszaak
maatschap
B.V.
Stichting
onderlinge waarborgmaatschappij

Slide 7 - Sleepvraag

De rechtsgebieden
Nader bezien!

Slide 8 - Tekstslide

Privaatrecht
  • Ook wel civiel recht of burgerlijk recht genoemd;
  • Beschrijft de zakelijke en familierelaties in het recht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen (Bv, Nv, Stichting, Vereniging);
  • Bestaat uit:
  1.  Vermogensrecht 
  2. Personen- en familierecht
  3. Rechtspersonenrecht 

Slide 9 - Tekstslide

Vermogensrecht (privaatrecht)
Relaties die op geld waardeerbaar zijn              vermogensrecht

Bijvoorbeeld: het sluiten van een overeenkomst, eigendom van jouw laptop. 

Slide 10 - Tekstslide

Personen- en familierecht (privaatrecht)
Beschrijft familierechtelijke relaties              relaties tussen familieleden, ouders en kinderen, echtgenoten.

Bijvoorbeeld: regels over ouderschap en het huwelijk, maar ook het recht op een voor- en achternaam. 

Slide 11 - Tekstslide

Rechtspersonenrecht (privaatrecht)
Betrekking op relaties tussen en regels over rechtspersonen
            bedrijven, organisaties en instellingen

Bijvoorbeeld: regels over overeenkomsten aangaan met natuurlijke personen of andere rechtspersonen, eigendom. 

Slide 12 - Tekstslide

Waar gaat het vermogensrecht over?
A
Relaties tussen personen
B
Relaties die op geld waardeerbaar zijn
C
Rechtspersonen

Slide 13 - Quizvraag

Welk onderdeel kun je niet terugvinden in het personen- en familierecht?
A
Huwelijk
B
Relaties
C
Koopovereenkomsten
D
Ouderschap

Slide 14 - Quizvraag

Het vermogensrecht, personen- en familierecht en rechtspersonenrecht is onderdeel van...
A
Het privaatrecht
B
Het publiekrecht

Slide 15 - Quizvraag

Publiekrecht
  • Bestaat uit:
  1. Staatsrecht
  2. Strafrecht
  3. Bestuursrecht

Slide 16 - Tekstslide

Staatsrecht (publiekrecht)
  • Beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd;
  • Geeft regels over hoe de instanties van de overheid worden gekozen of benoemd en wat hun taken en bevoegdheden zijn.

Pak blz. 17 van 'Basisboek Recht' erbij! 

Slide 17 - Tekstslide

Strafrecht (publiekrecht)
Beschrijft verboden gedragingen (gedrag) en regels voor politie en justitie bij de opsporing en veroordeling van verdachten.

Bijvoorbeeld: diefstal, moord, regels over huiszoeking of fouilleren.

Slide 18 - Tekstslide

Bestuursrecht (publiekrecht)
Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. In Nederland wordt dit door allerlei overheden gedaan. 

Bijvoorbeeld: het bouwen van scholen, aanleggen van wegen, afgeven van vergunningen.  

Slide 19 - Tekstslide

Wat is geen onderdeel van het publiekrecht?
A
Strafrecht
B
Staatsrecht
C
Rechtspersonenrecht
D
Bestuursrecht

Slide 20 - Quizvraag

Het strafrecht geeft regels over...
A
Hoe de staat Nederland is ingericht
B
De verhouding tussen Nederland en andere landen
C
Hoe de overheid haar bestuurstaken moet uitvoeren
D
Verboden gedragingen en bevoegdheden politie

Slide 21 - Quizvraag

Voorbeeld examenvraag:
Tot welk rechtsgebied behoort het bestuursrecht?

A
Publiekrecht
B
Privaatrecht

Slide 22 - Quizvraag

Voorbeeld examenvraag:
Jan krijgt een kind samen met zijn vrouw Tineke.
Welk recht is hier van toepassing?

A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 23 - Quizvraag

Vindplaatsen van het recht?
Oftewel: rechtsbronnen!
Volgende les:
  1. De wet; 
  2. Jurisprudentie; 
  3. Internationale verdragen; 
  4. Europese wetgeving; 
  5. Gewoonterecht.

Slide 24 - Tekstslide