Communicatiemodel


Het communicatiemodel
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Het communicatiemodel

Slide 1 - Tekstslide

Wat viel je op aan de vorige slide?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide


Slide 4 - Open vraag

Wat is volgens jou
'communicatie'

Slide 5 - Woordweb

En waarom denk je dat ik daar uitgebreid aandacht aan besteed?

Slide 6 - Woordweb

Ok, wat zegt het woordenboek?
Een activiteit van een zender die de bedoeling heeft om naar een of meer ontvangers al dan niet m.b.v. een medium een boodschap over te dragen teneinde bij die ontvangers iets te bewerkstelligen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Belangrijke begrippen in communicatie: 
De zender
Zender = degene die communiceert, een persoon, een bedrijf of de overheid, hij wil daarmee iets duidelijk maken 

Slide 10 - Tekstslide

Belangrijke begrippen in communicatie: 
De zender
Zender = degene die communiceert, een persoon, een bedrijf of de overheid, hij wil daarmee iets duidelijk maken 

De zender heeft:
een bepaald wereldbeeld:
'Ze moeten mij altijd hebben...'
'Take it while you can...'
'Als jij goed bent voor anderen, dan...'

Slide 11 - Tekstslide

Wat is jouw motto?

Slide 12 - Woordweb

Belangrijke begrippen in communicatie: 
De zender
Zender = degene die communiceert, een persoon, een bedrijf of de overheid, hij wil daarmee iets duidelijk maken 

De zender heeft:
een bepaald wereldbeeld:
bepaalde normen:
altijd eerlijk zijn, met 2 woorden spreken, respect voor ouderen...
Wat vind jij normaal?

Slide 13 - Tekstslide

Wat vind jij normaal?

Slide 14 - Woordweb

Belangrijke begrippen in communicatie: 
De zender
Zender = degene die communiceert, een persoon, een bedrijf of de overheid, hij wil daarmee iets duidelijk maken 

De zender heeft:
een bepaald wereldbeeld:
bepaalde normen:
bepaalde waarden:
geld, vrienden, mooie kleding
Wat vind je waardevol/belangrijk?

Slide 15 - Tekstslide

Wat vind jij waardevol?

Slide 16 - Woordweb

Onthoud!
Wereldbeeld
Normen
Waarden
Dat bepaalt hoe jij communiceert.

Slide 17 - Tekstslide

Jouw job: communiceren voor jouw klant.

Bijv. een groot bedrijf dat aan zijn klanten iets wil duidelijk maken.

Jij moet dan eerst weten, wat zijn het wereldbeeld, de normen en de waarden van de klant.

Slide 18 - Tekstslide

Belangrijke begrippen in communicatie: 

De boodschap:
dat wat de zender aan de ontvanger wil overbrengen: 
het idee of de gedachte 

Slide 19 - Tekstslide

De boodschap wil je gaan delen
Als tekst? Als beeld? Als geluid? Als geur? 
Het medium bepaalt!

Slide 20 - Tekstslide

De media

Slide 21 - Tekstslide

Welke media herken je?

Slide 22 - Woordweb

Belangrijke begrippen in communicatie: medium
Medium of boodschapdrager = het hulpmiddel waarmee de boodschap wordt overgebracht

Slide 23 - Tekstslide

🍆 of 🍑

Wat als de ontvanger van je appje jouw aubergine niet snapt? NOS

Slide 24 - Tekstslide

Belangrijke begrippen in communicatie: 
de ontvanger
En verdulleme! Net als de zender hebben ook zij last van:
1
2

Slide 25 - Tekstslide

Welke drie factoren bepalen de communicatie?

Slide 26 - Open vraag

Ontvanger :
degene voor wie de boodschap bedoeld was.
 
Heeft eigen wereldbeeld, normen en waarden

Daarmee filter je de boodschap.
 

Slide 27 - Tekstslide

Formuleren versus Interpreteren

of

Slide 28 - Tekstslide

 Resultaat: ruis 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Belangrijke begrippen in communicatie: Feedback
Reactie op de boodschap; verbaal of non-verbaal 
= directe communicatie

Slide 32 - Tekstslide

Non-verbale informatie:

gezicht
stem
houding
geur

Slide 33 - Tekstslide

Hoeveel % van de informatie die wij binnen halen is non-verbaal?
A
40%
B
20%
C
100%
D
80%

Slide 34 - Quizvraag

Non-verbale informatie: 40%

Verbale informatie: 60%


Mits congruent!

Slide 35 - Tekstslide

 Alleen hij zei dat hij van jou houdt.
Hij alleen zei dat hij van jou houdt.
Hij zei alleen dat hij van jou houdt.
Hij zei dat alleen hij van jou houdt.
Hij zei dat hij alleen van jou houdt.
Hij zei dat hij van alleen jou houdt.
Hij zei dat hij van jou alleen houdt.
Hij zei dat hij van jou houdt alleen....

Slide 36 - Tekstslide

Wat betekent dit?

Slide 37 - Woordweb

Regels in communicatie
Communicatieregels zijn cultuurgebonden
Geschreven taal veel regels aan vorm en spelling
Gesproken taal heeft minder strenge regels
Non-verbale communicatie: krachtig maar weinig regels

Slide 38 - Tekstslide

Belangrijke begrippen in communicatie: 
rollen en setting
Waar je bent, bepaalt (hopelijk) je communicatie.
Met wie je bent, en wat je 'rol' is ook.

Slide 39 - Tekstslide

Pro
Direct en persoonlijk

Er is tweerichtingsverkeer

Ontvanger kan meteen 
reageren

Meer impact
 

Mondelinge communicatie
Con
Zender bereikt een klein publiek

Er kunnen onduidelijkheden ontstaan 
(je kunt niet terugbladeren)

Slide 40 - Tekstslide

Schriftelijke communicatie
Pro

Boodschap kan duidelijk worden geformuleerd

Zender kan een groot publiek bereiken

Ontvanger leest boodschap op een geschikt moment

Geschreven tekst kun je bewaren

Con

Geen directe respons
 
Het is minder persoonlijk

Slide 41 - Tekstslide

De Toets

Volgende les toets


  • 10% van je cijfer
  • Via LessonUp 
  • Onderstreepte woorden in deze presentatie zijn begrippen die je moet kennen en moet kunnen hanteren. 

Slide 42 - Tekstslide

Iedere presentatie verdient een 
uitsmijter

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide