Stel je voor dat gezinnen in Nederland alleen geld uitgeven aan huisvesting, voeding en kleding.
De uitgaven zijn als volgt verdeeld:
Huisvesting: 50% van de uitgaven.
Voeding: 30% van de uitgaven.
Kleding: 20% van de uitgaven.
De consumentenprijsindex is hier de gemiddelde stijging van de prijzen van huisvesting, voeding en kleding. Als de prijs van huisvesting dan stijgt, maakt dat voor het gemiddelde meer uit dan wanneer de prijs van kleding stijgt. Aan huisvesting wordt meer geld uitgegeven en een stijging van de prijs van huisvesting zal dus zwaarder meetellen dan een stijging van de prijs van kleding.
Stel je voor dat de prijzen van de producten in Nederland als volgt veranderen:
Huisvesting: +5%
Voeding: –3%
Kleding: +2%
Hoe bereken je dan het consumentnprijsindexcijfer?