Poëzie herhaling



poëzie
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



poëzie

Slide 1 - Tekstslide

Poëzie  

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen proza en poëzie?
A
proza heeft geen rijm, poëzie wel
B
proza is langer dan poëzie
C
proza maakt minder gebruik van witregels
D
proza gaat altijd over zwaardere onderwerpen dan poëzie

Slide 6 - Quizvraag

Welke soort rijm herken je?  

Slide 7 - Tekstslide

Welke vorm van halfrijm herken je vooral in dit fragment?
A
assonantie
B
alliteratie

Slide 8 - Quizvraag

Liesje leerde Lotje lopen, langs de lange Lindelaan
Het bewegende kind pakte een lepel.
Het diepe meer was niet bevroren.
Mijn broertje vindt het gaaf om gade te slaan hoe de baby slaapt
alliteratie
assonantie

Slide 9 - Sleepvraag

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
verspringend rijm
C
gepaard rijm
D
gekruist rijm

Slide 10 - Quizvraag

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
gepaard rijm
D
slagrijm

Slide 11 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
gepaard rijm
D
verspringend rijm

Slide 12 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
slagrijm

Slide 13 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
gekruist rijm
D
slagrijm

Slide 14 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
gekruist rijm

Slide 15 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
slagrijm
D
verspringend rijm

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm van rijm herken je hier?
A
gekruist rijm
B
gepaard rijm
C
omarmend rijm
D
verspringend rijm

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Uit hoeveel strofes bestaat het gedicht 'Voor Ari' van Jules Deelder?
A
1
B
2
C
8
D
9

Slide 19 - Quizvraag

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Of een flesje lotion,
Wat moest hij jou schenken?
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?
gepaard rijm
omarmend rijm
gekruist rijm
abab
aabb
abba

Slide 20 - Sleepvraag

het gedicht 'Interieur' heeft een wending
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 21 - Quizvraag

voorbeeld van een sonnet
Interieur van Jean Pierre Rawie (1951)

In dit met boeken volgestouwd vertrek         A
heb ik steeds minder anderen van node,      B
met al mijn aan de dood ontstegen doden  B
iedere nacht stilzwijgend in gesprek.            A

Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?                  A
Het meeste is al eeuwen uit de mode.            B
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,  B
rest enkel de grandeur van het echec.            A

Maar ook al bood het leven nog zoveel         C
waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,    D
éen regel, en de wereld raakt vergeten,        D

éen rijm, en het verscheurd heelal wordt heelC
alleen achter mijn schrijftafel gezeten              D
heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.  C
___________________________________________
1. de vorm van een sonnet: 2x4 en 2x3 met     een wending tussen octaaf en sextet.
2. Het rijmschema voldoet grotendeels aan  
     het rijmschema : abba, abba, cdd cdc
3. Wending bij maar: dit geeft een  
     tegenstelling aan


Slide 22 - Tekstslide

Interieur van Jean Pierre Rawie (1951)

In dit met boeken volgestouwd vertrek         
heb ik steeds minder anderen van node,     
met al mijn aan de dood ontstegen doden  
iedere nacht stilzwijgend in gesprek.            

Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?                 
Het meeste is al eeuwen uit de mode.            
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,  
rest enkel de grandeur  van het echec.  
         
grandeur (= grootsheid) 
echec. (=mislukking) 
Maar ook al bood het leven nog zoveel         
waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,    
éen regel, en de wereld raakt vergeten,        

éen rijm, en het verscheurd heelal wordt heel:
alleen achter mijn schrijftafel gezeten              
heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.  

vragen die je moet beantwoorden in de lesson up: 
1. heeft dit gedicht de vorm van een sonnet?
2. Voldoet het rijmschema aan de eisen van 
     het sonnet?
3. is er sprake van een wending?

Slide 23 - Tekstslide

Hoeveel versregels heeft elke strofe?
A
11
B
8
C
2
D
1

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noemen we deze strofevorm?
A
distichon
B
terzine
C
kwatrijn
D
kwintet

Slide 25 - Quizvraag

'Interieur' heeft de vorm van een sonnet.
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 26 - Quizvraag

'Interieur' heeft een rijmschema dat bij een sonnet hoort.
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Personificatie
Een levenloos object krijgt menselijke eigenschappen.

Voorbeeld:
Het papier is geduldig.
De stoel zuchtte onder haar gewicht. 

 

Slide 31 - Tekstslide

Metonymia
metonymia = een deel van een geheel wordt genoemd als beeld. 
Voorbeeld:
Nederland won met 3-0 van Duitsland.
Ik lust nog wel een kopje.

Slide 32 - Tekstslide

'Wil dat rode truitje achter in de zaal nu eindelijk haar mond houden?'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 33 - Quizvraag

'Haar kamer was een zwijnenstal.'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 34 - Quizvraag

metafoor
metonymia
personificatie
vergelijking 
Hitler rukte razendsnel op naar de Duitse grens
Het riviertje kabbelde vriendelijk door het dal.
Je hartslag sust me in slaap.
We zullen haar uit de brand helpen.
Tijd is als lucht: je ziet het niet maar het is er wel.
Zij is tot over haar oren verliefd.
Het hele lokaal viel stil na die opmerking.

Slide 35 - Sleepvraag