Poëzie theorie en les 1

Welkom!
1. We bespreken de oefentoets - kijk kritisch na
2. Waar kun jij nog mee oefenen voor het SE? 
3. We spelen een bingo over de begrippen van proza. 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
1. We bespreken de oefentoets - kijk kritisch na
2. Waar kun jij nog mee oefenen voor het SE? 
3. We spelen een bingo over de begrippen van proza. 

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 
Poëzie - wat houdt dat eigenlijk in?

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij poëzie?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Is het poëzie?

Slide 5 - Tekstslide

Is het poëzie?

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken van poëzie
- Heeft vaak een vorm van rijm en/of ritme
- Spelen met woorden/woordkunst (beeldspraak)
- Een gedicht bestaat niet uit regels, maar uit strofen
- De bekendste dichtvorm (van vroeger) is de sonnet (14 regels, 8 om 6, een wending en een vast rijmschema). 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Vraag ChatGPT om een sonnet voor je te schrijven over een thema naar keuze. 

Check of het gedicht voldoet aan de eisen van een sonnet (14 regels - 8 om 6 - een wending - het rijmschema omarmend

Slide 8 - Tekstslide

Stuur hier het gedicht van ChatGPT in

Slide 9 - Open vraag

Beeldspraak - instructie
Je leert wat het verschil is tussen een vergelijking, metonymia, metafoor, synesthesie en personificatie. 

Daarna spelen we een paar quizvragen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De toekomst lacht je tegemoet
Oorverdovend zonlicht
Weer gaat de wereld open als een meisjeskamer
Een discotheek heeft vaak een paar kleerkasten in dienst.
Het leven is een weg met hobbels en kuilen
Vergelijking (met of zonder als)
Synesthesie
Personificatie
Metafoor
Metonymia

Slide 12 - Sleepvraag

Toelichting
1. Het leven is een weg met hobbels en kuilen = spreekwoord/uitdrukking = metafoor
2. Een discotheek heeft vaak een paar kleerkasten = metonymia (kleerkasten = gespierde uitsmijters)
3. Oorverdovend zonlicht = synesthesie (je kunt het horen en zien)
4. Weer gaat de wereld open als een meisjeskamer = vergelijken met als (de wereld is ALS een meisjeskamer)
5. De toekomst lacht je tegemoet = personificatie (de toekomst is geen mens en kan dus eigenlijk niet lachen)


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Les 1 op blz. 2
1. Markeer alle vormen van volrijm
2. Omcirkel assonanties (middenrijm)
3. Onderstreep alliteraties (heerlijk, helder, heineken)
4. Neologisme: een nieuwgevormd woord
6. Maaike gebruikt parallellisme als stijlfiguur. In welke regels zie je dat? 
7. Kun je een paar tautologieën (vast & zeker!) vinden?

Slide 15 - Tekstslide

Liever donderdag het 8e uur overslaan?
- Maak een mindmap met daarin de stijlfiguren: eufemisme, understatement, litotes, hyperbool, tautologie, pleonasme, climax, antithese en paradox. Leg elke vorm uit met een uitleg én een voorbeeld
- Laat ChatGPT een sonnet schrijven met daarin 3 van de bovenstaande beeldspraakvormen. Voeg daarin ook twee keer een metafoor, vergelijking, metonymia, personificatie of synesthesie toe. 
-OF: help mij donderdag het 7e uur met een onderzoekje voor de studie (3 of 4 leerlingen nodig) - Lever dit voor donderdag het 8e uur in bij PNM. Iedereen schrijft een eigen gedicht. De mindmap mag je in tweetallen maken. 

Slide 16 - Tekstslide

Welkom!
Neem 10 minuten de tijd om de literaire begrippen van poëzie te lezen. Daarna spelen we een quiz in groepen van 3/4 personen.

Schrijf steeds één antwoord op. 


Slide 17 - Tekstslide

Een gedicht bestaat uit strofes. Hoe noemt men een strofe van vier regels ook wel?
A
Distichon
B
Terzine/terzet
C
Octaaf
D
Kwatrijn

Slide 18 - Quizvraag

Welk rijmschema past bij dit gedicht?

Slide 19 - Tekstslide

Bij assonantie is er sprake van halfrijm. Alleen de klinkers rijmen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Aan welke drie eisen moet een sonnet voldoen?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een juiste vorm van alliteratie?
A
Bozige dromen
B
Verlaten velden
C
Omarm - warm
D
Wond - hond

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een jambe?

Slide 23 - Open vraag

Noem een voorbeeld van binnenrijm

Slide 24 - Tekstslide

Doe-opdracht (2 punten)
Schrijf met je groep een gedicht bestaande uit twee terzines/terzetten rondom het thema 'corona'. 
Het rijmschema moet bestaan uit gepaard rijm. 
Er zitten minimaal 2 beeldspraakvormen in (personificatie, vergelijking, metafoor, metonymie of synesthesie)
Laat één iemand het voordragen in de klas. 

Slide 25 - Tekstslide

Einde quiz!
We tellen de punten op. Wie mag zichzelf 'de poëziemaster' noemen? 

Slide 26 - Tekstslide

Les 1: Dat ik je mis / Maaike Ouboter
We luisteren samen twee keer naar het nummer 'Dat ik je mis'.

1. Markeer alle voorbeelden van volrijm.
2. Omcirkel alle assonanties die je tegenkomt.
3. Onderstreep alle alliteraties.

Klaar? Zoek op wat een 'neologisme' is. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

En nu
Lees alle begrippen van poëzie twee of drie keer door (blz. 18 t/m 21). 
Maak les 1 en 2 van poëzie. 

Slide 29 - Tekstslide