W2a1-Duits-08012021

Bezittelijk voornaamwoord
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
kunnen
 Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden van het Nederlands naar het Duits vertalen.
Je kunt de uitgang van het bezittelijk voornaamwoord afhankelijk van het volgende zelfstandige naamwoord toepassen.




Slide 2 - Tekstslide

Regels ein/kein
Je hebt in Kapitel 2 - Meine Grammatik 1 (TB S. 39) geleerd:

het onbepaalde lidwoord ein veranderd afhankelijk van het zelfstandige naamwoord dat erachter staat.

Dit zelfst. nw. kan namelijk mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of
                                                        meervoud zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Regels ein/kein
Dit zelfst. nw. kan namelijk mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of
                                                        meervoud zijn.
Bij meervoud kunnen we niet 'ein' zeggen, daarom 'kein' (=geen)

mannelijk = der + onzijdig = das   >>  ein             geen uitgang!
vrouwelijk + meervoud = die          >>  (k)eine    met -e!
Je kunt zeggen dat de 'e' van 'die' meegenomen wordt!

Slide 4 - Tekstslide

Regels ein/kein
Of:
vrouwen en het meervoud
                                      willen altijd meer!

Slide 5 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Dit is in het Nederlands:
                      mijn                mijn fiets
                     jouw                jouw tas
                     zijn/haar       zijn jas
                     ons                  ons huis
                     jullie                jullie vakantie
                     hun/uw          hun school / uw kinderen

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
In het Duits:
       mein                         >> krijgen net als bij   ein/kein
      dein                               bij vrouwelijk en meervoud
       sein / ihr                    de uitgang -e !!!        
       unser                                      
       euer                                          
       ihr / Ihr         

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet je
nog van deze uitleg?

Slide 11 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 17 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 18 - Quizvraag


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
Sein
B
Seine

Slide 19 - Quizvraag

(onze) ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 20 - Quizvraag

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
ihre
B
unser
C
ihr
D
unsere

Slide 21 - Quizvraag

Lesdoel bereikt?
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
A
Ja, ik kan het! Ben me zeker!
B
Nee, ik snap het niet!
C
Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
D
Ja, ik denk het wel!

Slide 22 - Quizvraag

Einde

Slide 23 - Tekstslide